Jan Kessels

HALLO Historie: Kermis vieren met kroonsjeleflaai en kaoj sjòtel

Tot in het midden van de vorige eeuw, zo ongeveer in de jaren ’50, ’60 was de kermis hét familiefeest bij uitstek. Een feest met veel spijs, drank en gezelligheid, want dat hoort zo als de familie op bezoek komt! Je ontmoette elkaar weer eens en je kon weer bijkletsen want zo vaak zag of sprak je mekaar immers niet, zeker niet als je familie ook nog wat verder weg woonde. Telefoon, ja die was er wel, maar die was maar voor een enkeling weggelegd. Je moest al zakelijke belangen hebben wilde een telefoonabonnement renderen. Telefoon was midden vorige eeuw voor de gewone man pure luxe en luxe was in die tijd geldverspilling. Tegenwoordig heeft iedereen een mobieltje op zak en is mekaar bellen, sms-en of mailen de gewoonste zaak van de wereld. Als familiefeest is kermis nu gezakt in de ranking. Er is immers zoveel te beleven en te feesten. Nu is het vaak “och kèrmes, ’t is allewiel edere zunjig kèrmis”. Toch zullen zeker de ouderen onder ons zich het bijzondere van de vroegere kermis nog wel herinneren. 

Kerkmis

Over het ontstaan van de kermis bestaan verschillende versies. 

De een houdt het erop, dat de kermis in de Romeinse tijd is ontstaan. Stammen in onze streken kregen toestemming van de Romeinen om een soort jaarmarkt te houden. Forum, het Romeinse woord voor markt of marktplein (Forum Romanum, Latijn voor Romeins marktplein), is duidelijk stamverwant met het Franse foire of het Engelse fair voor kermis. In België noemt men de kermis ook wel foor.

Een ander meent dat de eertijds met veel luister gevierde naamsdag van de patroonheilige van de parochie de aanleiding van de kermis was. De benaming kermis zou afgeleid zijn van ‘kerkmis’, het feest begint na de mis in de kerk. Een echte kerkelijke feestdag dus. 

Volgens weer een andere versie vierde men kermis aan het eind van de zomer als de oogst binnen was en men wat te verteren had. De familie ging dan bij elkaar op bezoek en de gastheer en gastvrouw zorgden voor een hapje en een drankje. Het spreekt voor zich dat de een daarbij niet onder wilde doen voor de ander. Samen wandelde het gezelschap dan 's middags over de kermis. Tegenwoordig begint de kermis al op zaterdag maar vroeger moest je echt wachten tot de zondagmiddag na het lof als het middageten ‘was gezakt’. 

Sjpies

De voorbereidingen begonnen meestal al een week eerder. 

De hele familie werd op de kermis verwacht en zoals dat gaat, ook de familieliefde gaat vaak door de maag. Dus, moeder de vrouw zorgde ervoor dat op kermiszondag genoeg eten en drinken op tafel kwam. In de dagen voorafgaand aan de kermis was het daarom in de keuken een drukte van belang. Het middageten moest worden voorbereid en de vlaaien moesten worden gebakken. Dat kon natuurlijk thuis in de eigen oven, maar niet iedereen was daarvoor toegerust. 

Veel huisvrouwen maakten thuis de ‘sjpies’ van kersen, pruimen, kroonsjele (kruisbessen) of appels en peren – meestal uit eigen tuin – voor de vlaaien en brachten de kommen en pannen met sjpies naar de bakkerij. De bodem van de vlaaien mocht natuurlijk niet te dik zijn want men wilde vooral het fruit proeven. ‘Dun van laer, mer diek van sjmaer’ werd gezegd. Voor de warme bakkers waren dat de jaarlijkse hoogtijdagen. Op de vrijdag en zaterdag vóór de kermis zag je mensen met kruiwagens en handkarren van de bakkerij afkomen met ‘häörtjes’ (rek waarop meerdere vlaaien tegelijk werden gelegd) waarop soms tien tot vijftien vlaaien lagen. Veel te veel natuurlijk maar men wilde niet tegenover de familie afgaan. Stel je voor dat je ‘nee’ moest verkopen als iemand van de familie om nog een stuk ‘kroonsjeleflaai’ zou vragen.   

 Uulevelkes

Na de koffie en de vlaai stapte de hele familie op naar het kermisterrein. Vergeleken met de attracties van nu was het maar behelpen. Een carrousel en de schommel met ‘sjuutjes’, de snoepkraam waarin twee oudere dames snoepgoed en speelgoed verkochten. Veterdrop, ‘zuurstokken, kaneelstokken, memmesjpek, nogablokken, suikerpapier en natuurlijk de ‘uulevelkes’. Uulevelkes, ik weet niet of ze nog bestaan. Het waren snoepjes, verpakt in een papiertje met daarop ‘wijze spreuken’ zoals; ik hou van jou, of; ik vind je lief, en meer van dergelijke diepzinnige levenswijsheden. Verder was er natuurlijk de schiettent met de luchtbuks en de rozen op porseleinen pijpjes. Het was de bedoeling om die pijpjes helemaal kapot te schieten. Pas dan kreeg je de roos. De ballengooi- en touwtjetrektent maakte de attracties compleet. 

In de week voorafgaand aan de kermis was de middenstand meestal in een gulle bui. Voor iedere besteedde gulden kreeg men een kaartje waarmee men een ritje op de carrousel kon maken of waarmee men een keertje in de schommel kon. De muziek kwam van het orgel van de carrousel of van de schommels. Het geluid dat die orgeltjes produceerden stond in geen enkele verhouding tot de decibels die nu onze trommelvliezen ranselen. 

De schuitjesschommel was vooral voor de opgroeiende jeugd een echte uitdaging. Tussen de schommels stonden de twee remblokken die ieder drie ’sjuutjes’ konden afremmen. Voor de jeugd was het een erezaak om zo snel mogelijk het doek van het dak te raken, ook en misschien vooral om de meisjes te imponeren. 

Pas later, veel later kwamen de sjimmie, de zweefcarrousel, de rups, de botsautootjes en de verschillende gok- en behendigheidsautomaten erbij. Een beetje kermis heeft nu attracties als de Funfactory, de Afterburner of de Freakout… 

Na een rondje over de kermis zochten de volwassenen al gauw een van de plaatselijke café’s op. Men trof er vaak oude bekenden die men soms jaren niet had gezien. Bij zo’n ontmoeting werd meestal menig biertje of borrel verorberd. 

Toepe of kruutse

Rond een uur of zeven, had men ‘de tesse vol’ en trok het gezelschap huiswaarts waar moeder al wachtte met de kaoj sjótel, gemaakt van draadjesvlees, aardappelen, verschillende soorten groenten, fruit, ei en mayonaise. 

Op het einde van de avond keerde de familie weer huiswaarts, meestal met een doos onder de arm met de resten van de vlaai of koude schotel. “Höbtj ge nog get väör mörge…”

Kermismaandag en kermisdinsdag vierde men dan meestal onder elkaar of met bekenden uit buurdorpen. Op kermismaandag werd gekaart om piepkuikens en tamme konijnen, ‘kruutse of toepe’. 

In de achter ons liggende tijd zijn de kermisgebruiken natuurlijk aangepast, net als de attracties. Toch blijft kermis voor veel families nog steeds een familiefeest. Blijkbaar hecht men toch aan tradities…

Enkele spreekwoorden en gezegden over de kermis:
- Achteróm is kèrmis – Loop maar achterlangs of kom maar via de achterdeur. 

- Het is kèrmis inne hel – Het regent terwijl de zon schijnt

- Van ein kaoj kèrmis thoes kómme – Teleurgesteld worden

- ’t Is neet uueveral kèrmis woea ein vaenke hingtj – De eerste indruk hoeft niet altijd de juiste te zijn.