Verhalen

Een verhaal over het recht ook te mogen wanhopen. De hele mens Rens

Neer

 

‘Om 2.30 uur ‘s nachts word ik wakker en ik ril over mijn hele lichaam. De kracht vloeit uit mijn armen en benen, ik kan niet meer lopen, ik kan niet meer staan of leunen. Ik bén alleen nog maar pijn en angst. Mijn ouders zitten bij me aan bed.

Ik wil met hen bespreken wat er moet gebeuren als ik doodga. Ik vertel hen wat ze tegen mijn broertjes moeten zeggen, welke muziek er gedraaid moet worden tijdens mijn crematie en wie er wel en wie niet mag spreken. Even ben ik stil en huil dan zoals nooit tevoren: ik wil niet dood!’
Het lijkt een keerpunt: bijna exact halverwege zijn biografie, waarvan Rens Raemakers uit Neer nooit had gedacht dat hij die al op zijn 27e zou publiceren, sterft hij toch.

Pas later zal hij beseffen dat het de ‘oude Rens’ is, die overleed in een nacht van totale doodsangst die hij nooit meer zal vergeten. Het is een ‘nieuwe Rens’ die overleeft…

Die nieuwe Rens is ‘iets essentieels kwijtgeraakt’ zo zal hij later laten optekenen,

maar hij slaagt er desalniettemin op een ongelofelijke wijze in de droom van de oude Rens te verwezenlijken. Na twee jaar is Raemakers hersteld van de zaadbalkanker met vele uitzaaiingen, die hem op 18-jarige leeftijd als een sluipmoordenaar overviel.

Volgend op een periode in de gemeenteraad van Leudal, waar hij als lijsttrekker D66 voor het eerst in de historie heeft binnengeloodst, wordt hij op 15 maart 2017 voor die partij gekozen als het jongste lid van de Tweede Kamer. En daar manifesteert Rens Raemakers zich eveneens vanaf dag één met een ogenschijnlijk onuitputtelijke energie en geldingsdrang.

Vlaai
Ook op de avond van ons gesprek lijkt de accu nog lang niet leeg. Toch is het vrijdag en zit er weer een week ‘Den Haag’ op, die steevast wordt afgesloten met de werkbezoeken die hem door het hele land kunnen voeren. Bovendien heeft hij de voetbaljeugd van RKSVN die avond nog getraind.

Maar Rens laat zich de vlaai goed smaken en kijkt alweer vooruit, in de wetenschap dat maandag de trein hem weer terug zal brengen naar de Hofstad.

Presentaties
Daar komt nog bij dat de jonge politicus maar liefst twee presentaties van zijn boek achter de rug heeft, met alle bijkomende drukte, media-aandacht en emoties van dien. De eerste, waarbij de kersverse fractievoorzitter Rob Jetten een exemplaar in ontvangst nam, vond plaats in de residentie. De tweede, waarbij aan burgemeester Arno Verhoeven de eerste ‘Leudal-editie’ overhandigd werd, vond plaats in gemeenschapshuis de Haammaeker in zijn eigen Neer. De eerste vraag ligt daarmee voor de hand: in hoeverre verschilden die presentaties nu eigenlijk, misschien niet eens zozeer qua inhoud, als wel in beleving?

Flarden
‘In Den Haag waren er natuurlijk vooral Kamerleden, fractiemedewerkers, mensen die - zoals de burgemeester een week later in Neer ook over zichzelf zei – flarden van het verhaal kenden, maar nooit de hele geschiedenis hadden gehoord’ begint Raemakers. ‘Het waren dus vooral mensen die alleen de ‘nieuwe Rens’ kennen. In de Haammaeker was het precies andersom. Daar zat vooral familie, daar waren vrienden, kennissen, betrokken mensen uit het dorp, die vooral goed weten hoe de ‘oude Rens’ was…’

Verbinding
Die werelden brengt Raemakers met elkaar in verbinding door in zijn boek de hele mens Rens te tonen, oud én nieuw. Hij laat iedere lezer van zijn boek écht binnen en doet dat op een vaak aangrijpende manier.

Want ‘Wel positief blijven’ is van een indrukwekkende openhartigheid. Geen gedachte, geen herinnering, geen enkel gevoel laat hij achterwege.

Dat kan ook bijna niet, want Rens overhandigde zijn co-writer Mérie van der Rijt alle dagboeken die hij schreef, inclusief het ‘Grote Dodenboek’ waarmee hij zich leek voor te bereiden op het vertrek uit dit leven. Hij gaf haar ook foto’s, die Van der Rijt overigens nooit zou bekijken.

Voetbal
Wie het boek leest heeft daar alle begrip voor. Alleen de woorden van Rens, nog zo jong toen hij ze aan papier toevertrouwde, zijn zo krachtig dat ze beelden overbodig maken. Een jaar lang zat hij iedere maandagavond met zijn medeschrijfster aan tafel. Met de presentaties werd dus in meerdere opzichten een periode afgesloten. ‘Het mooiste vond ik het misschien nog wel dat de jongens van het voetbalteam er in Neer bij waren. Het voetbal speelt in mijn verhaal ook een heel belangrijke rol. Bovendien zijn veel van die jongens nu even oud als ik toen was.’

Leidersrol
Goed vijf jaar lang werd Rens gedwongen zich helemaal van zijn geliefde sport af te sluiten. ‘Toen ik hersteld was van mijn ziekte, bleek dat ik niet meer kon voetballen. Ik kon het niet accepteren, maar een zenuw in mijn diepe kuitspier is overprikkeld en reageert heel fel op iedere val of stoot. Contactsport is daardoor niet meer mogelijk. Ik werd steeds wel gevraagd om als vrijwilliger actief te worden, maar het gemis kwam daarvoor nog te dichtbij. Pas vier jaar geleden durfde ik het aan om in de leidersrol bij RKSVN 2 te stappen. Ik vlag er ook nog bij. Dat gaat nog altijd prima, maar ik heb nu gezegd dat het mijn laatste jaar wordt. Want ik word steeds ouder en die jongens die instromen blijven achttien, haha!

Politieke held
‘De jongens zijn het er overigens niet mee eens dat ik wil stoppen. Maar dat kun je beter hebben dan dat ze zeggen: ‘Dat werd tijd’. Zoals een aantal mensen riep bij het vertrek van Alexander Pechtold.’

Rens lacht zijn breedste lach terwijl hij het zegt, want het is inmiddels wel bekend dat de voormalige fractieleider zijn politieke held is.

Hij was ook degene die hem naar Den Haag haalde. Het eerste bezoek aan Pechtold thuis, dat plaatsvond toen Rens eigenlijk nog doodziek was, vormt één van de schaarse, écht luchtige momenten in het boek. Momenten die er bewust gedoseerd in verwerkt zijn, omdat het anders gewoon te zwaar zou worden.Vaccinatiegraad


Rens, nu weer serieus: ‘Nee, ik ben gewoon blij dat Rob het nu doet. Hij is natuurlijk wel meer van mijn generatie.’ Had de partijleiding dan niet net zo goed bij Rens Raemakers kunnen aankloppen? Als hij dan toch bezig is met een bliksemcarrière…
‘Ik vind het gewoon heerlijk om een onderdeel van het team van Rob te zijn’ luidt het diplomatieke antwoord.

‘Ik heb met onder meer de zorg, armoedebeleid en kinderopvang een behoorlijke portefeuille.

Daar heb ik het druk genoeg mee’ zegt Rens, die ook verantwoordelijk was voor een wetsvoorstel om kinderdagverblijven de keus te laten of ze kinderen weigeren, die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. De dalende vaccinatiegraad is dan ook iets waar het jonge Kamerlid zich ernstige zorgen over maak

Verkeerde been
Dat kan bijna niet los gezien worden van zijn eigen achtergrond, hoewel alle clichés over gezondheid - hoe waar ook - zorgvuldig gemeden worden. De titel van zijn boek zal menigeen daarom op het verkeerde been zetten. Rens kon het op een gegeven moment niet meer horen, die eeuwige oproep om vooral positief te blijven denken. Het was zonder twijfel altijd goed bedoeld, maar hij geeft er in z’n boek regelmatig blijk van dat hij het liever uit wilde schreeuwen dat hij daarnaast het recht heeft te mogen wanhopen, om onredelijk te mogen zijn.

Kwetsbaar punt
Rens neemt niemand iets kwalijk. Hij vindt dat hij er deels ook zelf debet aan is omdat die energie, diezelfde lading waarmee hij ook vanavond binnenliep, in zijn aard ligt. ‘En in de periode dat ik zo ziek was werd dat dus een kwetsbaar punt’ beaamt hij.

‘Mensen kwamen bij me op bezoek, soms ik voelde me meer dood dan levend maar mijn houding straalde dat totaal niet uit.

Dan is het ook logisch dat mensen gaan denken dat ik wil horen dat het goed komt. Dat het gaat helpen als ik positief blijf denken.

Bovendien heb ik later ook aan de andere kant van die lijn gestaan. Dus nu begrijp ik die mensen ook veel beter. Het is gewoon heel menselijk.’Geen taboes
We proberen, zonder amateurpsychologie te bedrijven, te achterhalen waar die enorme openheid in het boek vandaan komt. Want zoals eerder opgemerkt, Rens lijkt zich nergens door te laten weerhouden. Alles komt op tafel: 

de pesterijen in zijn jeugd, de eerste en latere stappen op het liefdespad, een vervlogen kinderwens, de intense pijnen, zowel fysiek als mentaal, nergens lijkt een taboe op te rusten.

De verklaring is volgens Rens helemaal niet ingewikkeld.

‘Mijn verhaal’
‘Kijk, ooit had ik slechts twee dromen: in het eerste van RKSVN komen én Tweede Kamerlid worden. Maar door wat ik meemaakte ontdekte ik iets wat ik nog veel belangrijker vond: het vertellen van mijn verhaal. De mensen laten weten hoe het leven voor mij écht is. Wat me in een gesprek nooit lukte, waar ik met mijn blog in de periode van ziekte soms in de buurt kwam maar toch nét niet helemaal, dat verhaal moest er in een boekvorm komen. En ik weet dat ik me daarbij heel erg open heb gesteld. Maar dat komt gewoon vanuit het besef dat het toch echt ooit een keer is afgelopen met je bestaan op deze aardbol. En dan kun je wel met het idee leven dat het nog een eeuwigheid duurt, mijn visie is nu toch echt dat je alles wat je wilt meegeven aan andere mensen, maar beter meteen kunt vastleggen.’

Boze emoties
‘Ik geloof dat dit een geluid is dat in de kankerwereld nog niet zo doorklinkt. Maarten van der Weijden heeft met zijn boek ‘Beter’ - een aanrader trouwens – wel al aandacht gevraagd voor de opvatting dat kanker geen wedstrijd is die je kunt winnen of verliezen door bijvoorbeeld positief te blijven. En dat is nog steeds niet bij iedereen in Nederland doorgedrongen hoor.

Maar in het verlengde daarvan wil ik dus echt nog eens benadrukken dat alle boze emoties gewoon toegestaan zijn.

Machteloos
Even openhartig als in zijn boek geeft Rens zonder meer toe dat het besef van het gevoel van machteloosheid waar zijn ouders, zijn broers en iedereen die om hem geeft mee te maken had gedurende zijn ziekte, pas veel later tot hem doordrong. ‘Natuurlijk was ik vooral met mezelf bezig. Bovendien denk je als je achttien bent dat je al heel wat weet.

Daarin was ik écht niet anders. Maar feit is dat ik die bewuste nacht, waarin ik meende dat het definitief met me gebeurd was, iedereen machteloos stond. Niemand kon me vertellen wat er in mijn lichaam gebeurde. Was het een heftige reactie op de behandeling, waren het uitzaaiingen?

Dat die spanning voor mijn ouders verschrikkelijk moet zijn geweest, dat is me nu heus wel duidelijk.

Onsterfelijk
Een heel eigen worsteling voerde Rens ook met God. In het boek lijkt hij steeds heen en weer te worden geslingerd tussen geloof, hoop en twijfel. ‘Mijn levensvisie is niet fundamenteel veranderd door die ziekte’ zegt hij nu. ‘Ook niet als het gaat om leven of dood. Ik filosofeerde al jong over waar we vandaan komen, wat het heelal is en waar we naartoe gaan.

Alleen was dat op een leeftijd waarop ik me nog onsterfelijk waande. Als dan zo snel ineens alles ‘voor niks’ lijkt te zijn geweest, is het natuurlijk een ander verhaal. En nog steeds vind ik het maar heel moeilijk te accepteren dat alles ooit een keer voorbij gaat. Maar daar kunnen we niet aan ontsnappen. Wat overblijft, is de vraag hoe we dit dan invullen, vanuit welke morele waarde? Vanuit welke rechtvaardigheid?

Vragen
Ik heb in de werken van filosofen gezocht naar antwoorden, die daar evenmin te vinden waren. Maar wat helpt is dat ik wél heb leren accepteren dat het stellen van een vraag ook waardevol is. Het punt te bereiken dat je inziet dat er op sommige vragen gewoon geen antwoord bestaat, hoort misschien eerder bij een zestig- of zeventigjarige. Laat ik dat dan gewoon wat eerder geleerd hebben.’

 

Motivatie
De prijs voor die wijsheden was hoog. De angst om eenzaam de wereld te moeten verlaten, terwijl het leven hier gewoon doorgaat was een kwelling voor de nog jonge Rens.

Nu hij overleeft heeft is dat ook een belangrijke motivatie geweest om een deel van de opbrengst van zijn boek te schenken aan de Stichting Kinderen Kankervrij:

‘Natuurlijk willen we uiteindelijk alle kanker de wereld uit.

Maar laten we ook echt alles doen wat binnen ons vermogen ligt, om te werken aan een toekomst waarin geen enkel kind meer hieraan hoeft te sterven.’

-------------------------------------------------------------------------------------

Interview:  Anja Baats-Vossen en John Hölsgens

Tekst: John Hölsgens