In een weiland langs de spoorlijn aan de Kelperweg in Kelpen richt een jager in cortenstaal (een weersbestendige metaallegering met een oxide omhulsel, waardoor schilderen overbodig is) dreigend zijn speer op een levensgroot, eveneens in cortenstaal uitgevoerd hert. Op 2 november 2011 is dit kunstwerk als een 'landmark' onthuld: een oriëntatiepunt in het landschap voor de treinreiziger tussen Weert en Roermond. De bedoeling is dat wanneer de railpassagier dit jagerstafereel in het oog krijgt, hij dan vreugdevol constateert: :'Hé, ik ben over enkele tellen in Weert'.
Of als hij naar de andere kant treint, eenzelfde geestelijke opwinding voor Roermond ervaart. Het is natuurlijk de vraag of dit landschapsbaken deze sensatie wel oproept. Dat een landmark terdege tot zoiets in staat is, bewijst wel o.a. de kerktoren van Zaltbommel aan de Waal. Probeer deze maar eens te passeren zonder de beroemde versregels van Martinus Nijhoff eventjes te murmelen: "Ik ging naar Bommel om de brug te zien. Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren"
Helaas hebben het hert en de speerwerper deze landmark-bekendheid (nog) niet. Maar het is niet zo dat deze artistieke impressie van een jager-verzamelaar en een oerhert, want dat verbeeldt het duo, betekenisloos is. Integendeel, want rond hun staanplek zijn in 2010 bij de sanering en herinrichting van de nabij gelegen Tungelroyse beek dierlijke resten gevonden van prehistorische edelherten, die hier ongeveer 9.000 voor Christus, zo ongeveer vlak na het einde van de laatste ijstijd, hebben gegraasd. Heel bijzonder, want het zijn één van de oudste, zo niet de oudste, organische resten die in Nederland ooit zijn gevonden. Organische substanties hebben uit de aard van de zaak de neiging om zeer vlug te vergaan. Dat dit botmateriaal de tand des tijds heeft doorstaan, komt omdat het in een veenachtige grond heeft gelegen. Dit voorkwam de biologische afbraak.
Sommige botten vertoonden inkervingen, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat de dieren zijn omgekomen bij een jachtpartij van onze prehistorische voorouders.
Rond die tijd waren dat nog jagers-verzamelaars, die vermoedelijk de dieren in de versmalling van dit beekdal hebben opgewacht. Het vlees werd met vuursteenmessen van de oerherten afgesneden en de rest bleef als slachtafval achter. In feite staan we dus te jubelen bij een prehistorische afvalplek. En deze plek is met de cortenstalen jager en oerhert heel duidelijk aangegeven. Maar waar is het slachtafval gebleven? Kortom: waar zijn die botten en botjes terecht gekomen?
Sinds 2007 komen de bodemvondsten in Nederland niet meer terecht bij een centrale Rijksdienst, maar bij een provinciaal archeologisch depot; in Limburg heel toepasselijk De Vondst geheten en gevestigd in Heerlen. Het is natuurlijk heel mooi dat opgravingen tegenwoordig in de eigen provincie blijven, zeg maar een archeologische opvang in de eigen regio, en dat kan de Limburgse prehistorische rijkdom alleen maar ten goede komen.
Sjeng Kusters, depotbeheerder van De Vondst, haalt mij vlug uit deze naïeve droom. Volgens hem was dat destijds niet het hoofdmotief. "Nee hoor, de overheveling was simpelweg een bezuinigingsmaatregel van het Rijk. De benodigde zak geld is namelijk niet meegekomen". De botten van de edelherten blijken niet in huis te zijn, maar zijn uitgeleend aan het net over de Brabantse grens gelegen Museum Klok & Peel in Asten. Tot aan 2023. Dan moeten ze terug. Operationeel manager Frank van Kempen van het museum heeft de botten tentoongesteld in zaal 3. Hij hoopt op een stilzwijgende verlenging van de uitleentermijn, want de botresten zijn inmiddels een onderdeel van de permanente tentoonstelling Peel aan Zee geworden. Waarschijnlijk zal die verlenging geen slagveld opleveren tussen de beide instanties. Het behoort tot de doelstelling van De Vondst om archeologische voorwerpen aan een breed publiek te tonen. Dat zit wel goed met het Astense museum. Voor het coronatijdperk bezochten ongeveer 40.000 bezoekers per jaar het museum voor peelnatuur en klokgeschiedenis. Begin dit jaar ontving het museum bovendien van de ANWB de zilveren prijs voor ‘Het Leukste Brabants uitje’. Mijn museumtip heeft u natuurlijk inmiddels wel begrepen.
Voor meer info over het Museum Klok & Peel, zie website www.klokenpeel.nl