VerhalenJan Kessels

Vastelaovesgazèt brengt de carnaval in huis

Midden Limburg

Nog een paar weken en de vastelaovend, het feest dat de meeste zuiderlingen van beneden de rivieren als het grootste feest van het jaar beschouwen barst weer los. Na twee jaar coronabeperkingen mag het weer, zonder handrem deze keer! Voor veel carnavalisten is de voorpret in de aanloop naar het feest soms nog mooier dan het feest zelf. Het uitroepen van Zijne Dorstlustige Hoogheid, de prinsenrecepties, zittingen, bonte avonden en niet het minste het aanbieden van de vastelaovesgazèt, het uithangbord van de vereniging. Hoewel een gazèt, een krant kun je het tegenwoordig nauwelijks meer noemen. Het zijn bijna overal glossy magazines geworden vaak in full color gedrukt waar veel uren vrijwilligerswerk ingestoken is. Slechts een enkele vereniging houdt nog vaste aan het ‘gazètte-principe.’

De meeste carnavalsverenigingen, van de Piepkukes oet Neewieërt tot De Vreigelieërs oet Haelen en van De Kwiebusse oet Naer tot De Geitebuk in Thoear en bijna alle verenigingen daar tussenin bieden al jarenlang een carnavalskrant aan. De meeste carnavalsverenigingen hebben een speciaal comité in het leven geroepen dat zich uitsluitend bezig houdt met het samenstellen van het lijfblad.

Misschien wel de oudste vastelaovesgazèt van Limburg vinden we bij de Gangmaekers in Heel. Ras-carnavalist en oud-prins van De Gangmaekers Hael Jac Engelen is dit jaar al 3 X 11 jaar betrokken bij de bonte avonden in Heel en zit al ruim dertig jaar in de redactie van Den Draak, de vastelaovesgazèt van de Gangmaekers. Hij is in de geschiedenis van die eerste carnavalskrant van Heel gedoken. “Op maandag 1 maart 1897 verscheen de eerste jaargang met als introductie-artikel: ‘Eeder dèe de gezet neet truk schjiktj veur het verschjiene van no. 2 weurdj es abonné aangemerktj. De pries is per stuk einen halve groschj en einen halve knap,’ meldde destijds Den Draak in aangepast Heelder dialect,” zo vertelt Jac.

“We hebben geluk gehad dat we van die eerste uitgave een exemplaar hebben kunnen bemachtigen. Een van onze inmiddels overleden leden werkte bij een drukkerij. Per toeval ontdekte hij dat in het archief van de drukkerij een exemplaar lag van die eerste uitgave van Den Draak. Toen die drukkerij haar activiteiten staakte, hebben wij dat exemplaar gekregen. We hebben er kopieën van gemaakt en het origineel exemplaar veilig opgeborgen in ons archief.” Met zijn 125 jaar mag deze ‘carnavalskrant’ zich ongetwijfeld tot een van de oudste carnavalskranten van Limburg, misschien zelfs van heel Nederland rekenen.

Die krant van toen is natuurlijk in niets te vergelijken met de vastelaovesgazètte van nu. Dat exemplaar uit 1897 telde slechts vier pagina’s waarvan er ook nog eens twee gevuld waren met advertenties. “Toch is niet alles veranderd,” vindt Jac. “Onze carnavalskrant heet nog steeds Den Draak als eerbetoon aan zijn voorgangers en de advertenties zijn ook nu nog altijd een belangrijke bron van inkomsten om de vastelaovend in Heel draaiende te houden. Wat wel rigoureus veranderd is, is de opmaak van de gazet. Den Draak is al jarenlang een fraai in kleur vorm gegeven blad met allerlei grappige verhalen, anekdotes, foto’s en grappen over Heel en zijn inwoners. Het zijn allemaal originele verhalen uit het Heelse leven gegrepen. Met een commissie van acht enthousiaste leden werken we vanaf de zomer om dit honderd pagina’s tellende blad ieder jaar weer aan te kunnen bieden.”

De carnavalskrant heeft bij de meeste verenigingen ook een sociale functie. Niet iedereen is in staat om actief carnaval mee te vieren. Voor mensen die aan huis gebonden zijn brengt de carnavalskrant de vastelaovendj in huis.

Het mooie van de carnavalskrant is natuurlijk de herkenbaarheid. Veel foto’s verhogen het kijkplezier en natuurlijk liefst foto’s waarmee op ludieke manier de draak wordt gestoken met plaatselijke bekendheden. Daarbij mogen verhalen en foto’s over de Prinselijke hoogheden natuurlijk niet ontbreken. De carnavalskrant biedt de ‘onderdanen’ de mogelijkheid om eens nader kennis te maken met de Dorstlustige Hoogheden die in het vijfde seizoen in hun kern of dorp de scepter zwaaien.

Het spreekt bijna voor zich dat men in zo’n ludiek en kolderiek blad het waarheidsgehalte van de teksten niet te nauw moet nemen. Sterker nog, meestal zijn de verhalen in carnavalskranten sterk overdreven of compleet uit de duim gezogen.

Het is natuurlijk het mooiste om authentieke verhalen te plaatsen al wordt hier en daar het motto ‘beter goed gejat dan slecht zelf bedacht’ zeker niet geschuwd. Natuurlijk dient er wel voor te worden gewaakt dat niemand gekwetst of beschadigd wordt. 

Een ander kenmerk van een goede carnavalskrant is het gebruik van het plaatselijk dialect al zal niet iedereen daar even blij mee zijn. Voor veel lezers is en blijft het dialect een struikelblok bij het lezen van een carnavalskrant. Ellenlange verhalen in een vastelaovesgazèt nodigen de niet-geoefende dialectlezer niet uit om verder te lezen. Daarom is het raadzaam om als redacteur van de plaatselijke vastelaovesgazèt vooral korte, grappige verhalen en mededelingen te schrijven. Ook hier geldt het principe ‘minder is meer’.

 

Kortom, de vastelaovesgazèt heeft net als de bonte avonden, de boerenbroeloften en tal van zittingen in allerlei soorten en vormen een vaste plaats veroverd in het vijfde seizoen, de vastelaovendj.