Verhalen

De wolf is terug in onze streek.  Een zegen of een vloek?

Midden Limburg

De wolf is terug in Nederland. Natuurliefhebbers zijn blij met deze boodschap maar veehouders en met name schapenhouders hangen niet juichend de vlag uit. Het is bekend dat er zich  inmiddels op de Veluwe een wolvenroedel gevestigd heeft. Volgen er nu meer? De wolven die de afgelopen tijd Limburg en Brabant aandeden zijn volgens wolvenexperts dieren die vanuit Duitsland of van uit de Ardennen zijn gaan zwerven. Ze willen hun territorium uitbreiden en ze kunnen in korte tijd grote afstanden afleggen. In de ons omringende landen groeit de wolvenpopulatie en daardoor dus ook het verspreidingsgebied van de wolf. In juni werden in Brabant veel schapen slachtoffer van een  zwervende wolf.

Moeten we ons over de terugkeer van de wolf zorgen maken of moeten we juist blij zijn? Ron van Pol uit Roggel, voorzitter van de vrijwilligersorganisatie Groen Hart Leudal en schapenhouders/natuurbeheerders Patrick Geukemeijer  en Hester Colijn uit Baexem vertellen Hallo Magazine hoe zij over de komst van de wolf naar onze contreien denken.

 “Dat een wolf zich in het Leudal vestigt, lijkt mij geen optie”

Voorzitter van Groen Hart Leudal Ron van Pol: “Als natuurmens vind ik de terugkeer van de wolf in één woord, geweldig! Dat betekent namelijk dat het met de natuur beter gaat. De wolf staat bovenaan de voedselketen. Doordat de wolf terug is, komt er meer diversiteit. Ook is het beter voor het gehele wildbestand. Dat klinkt tegenstrijdig maar volgens mij is dat zo. Door het jagen van de wolf zullen de zwakkere herten, reeën, dassen, vossen, hazen, konijnen en zelfs de bever eerder gedood worden. Hierdoor zal uiteindelijk het  wildbestand ‘gezonder’ worden. Daardoor krijg je ook een natuurlijker wildbeheer.

In Heythuysen, grenzend aan het Leudal, heeft voor kort een wolf rondgelopen. Deze wolf is later aangereden en daarbij omgekomen.

Het was een mannetje.  Dit dier  staat nu opgesteld  in Brussel in het hoofdkantoor van de Vlaamse overheid. Hij heeft daar postuum de naam Roger gekregen. Dat de wolf zich in het Leudal gaat vestigen lijkt mij geen optie. Daar is de natuur bij ons niet uitgestrekt genoeg voor. Maar dat wij als ‘Leudal’ binnen het jachtgebied of territorium van een wolf kunnen komen te liggen, lijkt mij zeker. Een wolf kan op zoek naar voedsel gemakkelijk per dag 50 à 60 km afleggen.  Limburg is maar smal.

Wij hebben westelijk van ons België liggen met uitgestrekte natuurgebieden en aan de oostelijk grens hebben onze Duitse buren ook veel natuur. Wanneer zich daar enkele roedels gaan vestigen, dan kan het zomaar zijn dat wij inderdaad vaker bezocht gaan worden. De grens van het territorium van een wolf valt niet samen met de landsgrenzen van Nederland, België en Duitsland; daar zullen wij als mens mee moeten leven.  We zullen moeten accepteren dat de wolf er is.

Om daar draagvlak voor te krijgen, lijkt het mij een goede zaak dat we voldoende informatie verstrekken over de leefwijze van de wolf. Natuurlijk begrijp ik de angst en de zorgen voor de terugkeer van de wolf  bij schapenhouders. Maar die angst kun je volgens mij weg nemen door duidelijkheid te verschaffen naar de schapenhouders. Duidelijkheid over wat zij moeten doen ter preventie en duidelijkheid over de financiële compensatie waarop zij kunnen rekenen voor eventueel dood gebeten dieren.

 

“Als de samenleving de wolf wil, zal ze er ook iets voor over moeten hebben”

Het is april 2020. ’s Morgens vroeg worden Patrick Geukemeijer en Hester Colijn door een boer uit het buitengebied van Nederweert uit hun bed gebeld, omdat hun kudde van 250 schapen uitgebroken is. Er blijkt ook nog een dier alleen rond te dwalen, gewond en flink aangevreten, maar het leeft nog wel. Tot op het bot aangevreten en de lappen vel hangen er langs, “De natuur is wreed” zegt Hester Colijn. “Een dood schaap, maken wij wel eens vaker mee maar de manier waarop dit dier was aangevallen, deed ons direct vermoeden dat hier een wolf toegeslagen had. DNA-onderzoek heeft dit later ook bevestigd.

Dit is de tweede keer dat de wolf bij hen heeft toegeslagen. Eerder in 2018 werd in het buitengebied van Heythuysen ook al een kudde opgejaagd en bleken er twee schapen aangevallen.

Je zou verwachten dat zij als schapenhouders mordicus tegen de terugkeer van de wolf zijn, maar dat is toch echt niet het geval. “Oók wij zijn echte natuurliefhebbers” zegt Patrick Geukemeijer. “Wij werken de hele dag in en mét de natuur en als je er dan geen liefhebber van bent, houd je dit fysiek zware werk niet vol. Met ons bedrijf zijn we onderdeel van de natuur. “De wolf maakt nu eenmaal deel uit van de natuur en is Europees beschermd. We zullen dus een manier moeten bedenken hoe we verantwoord samen kunnen leven met de wolf.

“Jammer dat er geen eenduidig beleid is”

Het is niet fijn om op deze manier een dier te verliezen maar als het niet erger wordt, kunnen we hier mee leven. Maar dat een wolf onlangs in Brabant in een paar nachten tientallen schapen doodde, kan en mag niet. Zo’n dier vertoont geen natuurlijk gedrag en daar zou een oplossing voor moeten komen. Het is jammer dat er nog geen eenduidig landelijk beleid is. Voor ons in Limburg zou het héél goed zijn dat er ook grensoverschrijdende afspraken komen, want de wolf kan op één nacht van België door Limburg naar Duitsland lopen. Als we dan toch de wolf willen in ons land, moeten we er als samenleving ook maar iets voor over hebben; we kunnen dat niet afwentelen op de schapenhouders alleen.

De waarde van het schaap wordt dan wel vergoed door het faunafonds. Maar het aanvallen van de wolf is zoveel meer dan één dood schaap. We worden opgebeld dat de kudde uitgebroken is.  Dat geeft veel onrust . Waar lopen ze, wat is er gebeurd, is er een gevaarlijke verkeersituatie, hoe ver zijn ze van de wei? Als dan blijkt dat de wolf is langs geweest, moeten alle schapen gevangen en gecontroleerd worden op beetwonden. Het faunafonds  moet worden ingeschakeld en er volgt veel administratieve geregel. Een halve dag later, na veel extra werk en na heel veel onrust, mag je hopen dat de wolf een voorbijganger was en niet weer terug komt. Maar dat weet je niet; die onzekerheid blijft.“

 

De wolf al eeuwen lang vervolgd

De wolf is een vleeseter en dat heeft tot een competitie met de mens geleid. De wolf, al tijdens de ijstijden in Nederland aanwezig, kwam al heel vroeg met de mens als jager en met de mens als veehouder in conflict. Dat leidde tot een eeuwenlange vervolging van het dier dat ook als een bedreiging voor de mens zelf werd gezien. De haat voor de wolf leidde er in de middeleeuwen toe, dat men hem als de ‘personificatie’ van het kwade zag. Wolven kwamen in Limburg en Brabant veelvuldig voor. Het grondgebied leende zich daar met uitgestrekte heidevelden en moerassen uitstekend voor. Het vee op de boerderijen en de herders met hun schapen hadden geregeld last van de hongerige wolven.

In de omgeving van Roermond zijn in 1810 en 1811 ook kinderen slachtoffer van een wolf geworden en dat leidde destijds tot een massale jacht. Het doden van een wolf werd voor iedereen toegestaan en het werd zelfs door het uitloven van premies bevorderd.  Wolven werden met klemmen, strikken en valkuilen gevangen. Het graven van deze 'wolfskuilen’ is een oeroude vanggewoonte voor gevaarlijk wild. Er werd een kuil gegraven met daarin aangepunte palen. Zo'n valkuil werd dan weer met takken toegedekt en vaak werd een geitje of een eend als lokaas gebruikt. Was de wolf eenmaal in zo'n kuil gevallen, dan werd hij gedood.  Het toponiem ‘Wolfskuil’ dat op meerdere plaatsen voorkomt, herinnert nog aan deze jachtmethode.  Met het schieten van een volwassen exemplaar in Schinveld  in 1845 verdween de wolf  uit het Nederlandse landschap. Nu is de wolf na meer dan een  175 jaar teruggekeerd.

 

 De Voskop.

Patrick Geukemeijer en Hester Colijn runnen natuur- en landschapsbeheer “De Voskop”. Met pakweg duizend Kempische heideschapen en honderd Brandrode runderen begrazen zij in opdracht van overheden, zoals Natuurmonumenten, Het Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, Gemeente Leudal, Waterschap en Defensie,  natuurgebieden met als doel de biodiversiteit te vergroten.

 

 

Tekst: Pieter Knippenberg voor Hallo Magazine