Columns

Column door Hugo Luijten/ IKL-Limburg : Bijenhotel

Leudal

Vraag me niet waarom, maar ik heb het overleefd. Wat? Datgene wat de mensen ‘winter’ noemen. Mijn vrouw is al heengegaan, mijn kinderen zijn uitgevlogen, en ik werd op een dag wakker onder een hoop dorre bladeren. Ver vliegen kan ik niet meer, maar daarom hebben ze mij portier gemaakt van dit hier: een bijenhotel. Een voorbeeldig gebouw: hout, met gaatjes en daarachter lange gangen, die het verblijf voor ons wilde bijen erg prett…

Ogenblikje, daar komen mijnheer en mevrouw Debie, die hebben gereserveerd.

‘Goede reis gehad? Wilt u misschien eerst even uw kamer inspecteren?’

‘Mwah…het lijkt in orde zo. De randen zijn hard, goed voor de vleugels dus.’

‘Uitstekend mijnheer. En u mevrouw?’

‘Stukken beter als waar we het eergisteren geprobeerd hebben. Die lange, zachte houtvezels, levensgevaarlijk!’

‘Dan wens ik u een prettig verblijf! En u weet: sprekende mensen zijn te helpen!’

En weg zijn ze. Daar kan ik nu van genieten hè, een echtpaar dat meteen het gangetje in kruipt om aan de slag te gaan. Hola, wacht even..!

‘Meneer Ploegers, dit is niet voor u bedoeld! U bent een zandbij… Wat zegt u? Het ziet er zo mooi uit? Ja kunst, natuurlijk ziet het er prachtig uit! Maar kruipt u maar gewoon weer in de grond hoor!

Mijn excuses, soms moet je als portier op je strepen staan. Gelukkig hebben ze het hotel hoog genoeg opgesteld, want anders kruipen die verschrikkelijke mieren er ook nog in. Een teringbende maken die ervan! Alles vreten ze kapot, daar is letterlijk geen huis mee te houden.

Oeps, daar komt mevrouw Honigs, een zijdebij. Die wil wat meer luxe…

‘Alles naar wens, mevrouw mevrouw Honigs?’

‘Ja hoor, ik heb al twee cellen af.’

‘En nu weer stuifmeel verzamelen voor de kids? Of nectar voor meneer en mevrouw zelf?’

‘Nee, het is stuifmeel geblazen wat de klok slaat. Zo’n nageslacht vreet je de voelsprieten van het hoofd…’

‘Dus u hebt bijna wéér een celletje klaar?’

‘Nog even en dan kan het eitje erop. Daarna weer afsluiten met mijn speeksel, dat de mensen vinden glanzen als zijde. Drukdrukdruk dus, ach, je weet hoe het gaat.’

Hoe zegt u? Wat de bijen zelf van dit hotel vinden? Nouja, dat hebt u toch al gehoord? Enfin, we vragen het…eh…daar! Mijnheer Biemans, de behangersbij.

‘Mijnheer Biemans, ik zie dat u weer zwaar aan het slepen bent.’

‘Dat ken je wel stellen, om het zo maar es te zeggen. Maar een paar ettelijke rolletjes berkenblad tegen de muren hiero, dat maakt het wel af, ja toch?’

‘En daar is mijn hotel geschikt voor?’

‘Tuurlik! Mooie lange gangen, plek genoeg voor de koters, wat nectar op z’n tijd, wie doet me wat…’

U hoort het dus: tevredenheid alom. En ik zou u nog veel meer kunnen vertellen. Over de wolbijen op nummer veertien bijvoorbeeld, die hun gangetje vol met wolachtige dons stoppen. Of donsachtige wol, dat kan ook, ik onthoud het ook allemaal niet. Of over de harsbij, de metselbij, de…wat was het ook alweer…ach, ik kan bezig blijven. Maar zet vooral zelf eens zo’n bijenhotel neer in de tuin. Op het zuiden, niet te warm en niet te koud, en vooral uit de slagregen. Onze dank is eeuwig en ik beloof u: wij wilde bijen steken niet!

 

© IKL en gemeente Leudal 2020

Anja Baats-Vossen