Ooit stond het er nog, het enorme gebouw aan de Stad in Ospel. Het Kloeëster. In 1910 werden hier een meisjesschool annex bewaarschool (St. Annaschool) en een klooster (St. Annaklooster) opgericht. Hierin kwamen Franciscaner gezusters te zitten, waarvan de laatste in 1959 vertrok. Hierna werd er een gemeenschapshuis van gemaakt.
Ooit kon het nog. In dat gemeenschapshuis (in de volksmond ‘Het Kloeëster’ genaamd) was een bibliotheek gevestigd. Waar je dan eerst via een helling bovenwaarts het gebouw binnen kwam. Als je dan een stukje doorliep, was daar links de bieb. En die was eigenlijk zeer groot naar Ospelse maatstaven gemeten. Het rook er zo heerlijk naar oude boeken en ik ging er dan vaak op woensdagmiddag heen om in de boeken te snuffelen. Niet om te lezen, maar om te ruiken aan het oude papier. En dan was ik ook zo verdomde verlegen als ik aan tafel zat, waar dan een stel jonge grieten gingen zitten. Ik durfde geen woord te zeggen.
Ik neem echter aan dat die bibliotheek in een oude klas was gevestigd, waar vroeger de meisjes door de Franciscaner gezusters aan de haren werden getrokken als ze zich niet gedroegen. Als ik dan terug kijk op die oude, vol met boeken gevulde ruimte, geeft mij dit nu toch een onbehaaglijk gevoel.
Ooit was het er nog. In dat gemeenschapshuis had je ook een grote zaal waar elk jaar de kinderen werden verblijd met een kadootje van Sinterklaas. Het was ook niet zo’n gedoe als tegenwoordig. Zwarte Piet vond men er gewoon bijhoren en men had er op een bepaalde manier eerbied voor. Als slechthorend en slechtziend jongetje was ’t vrij gemakkelijk om niet te lang met de Sint te hoeven praten.
Jaren gingen voorbij. Soms betrad ik die zaal nog weleens tijdens een vlooienmarkt of iets dergelijks, maar het mooiste was het als er Blues X-Mas werd gehouden. Het was er zo verschrikkelijk gezellig in die oude zaal van toen, met zulke verschrikkelijk goede muziek. Het bluesgevoel kwam daar, in dat oude gebouw aan de Stad, volledig tot zijn recht.
Ooit was hij er nog, de legendarische beheerder Harrie van de Loo. Wat was het toch een prachtig mens. Samen met zijn vrouw Truus had hij vele jaren op geweldige wijze ’t Kloeëster en later nog voor zijn dood in 2006 de Haazehoof bestierd. Niet dat ik er vaak kwam, maar dat was gewoon zo. Later, toen de Haazehoof het gemeenschapshuis van Ospel was, ging ik er weleens heen op een maandagavond. En als ik dan een mop wist, zei Harrie: ‘Verteltj die mop us!’ En dan lagen we na afloop, tezamen met de nieuwe toehoorder, in een deuk. De tranen van de slappe lach afvegend. Na zijn dood waren die maandagavonden een soort van relikwie geworden. De moppen kwamen voorbij, maar het werd nooit meer zo mooi als toen met Harrie. Een eerbetoon is dan ook op zijn plaats.
Ooit zullen ze er nog zijn. Halverwege november dit jaar was er een drukke bijeenkomst in de Brasserie ‘Vrienden van de Peel’, wat ook deel uitmaakt van het gebouw waarin de zaal De Haazehoof is gevestigd. Het was er zo druk dat het mij deed denken aan de scene uit de film ‘Jaws’, waarin men niet weet wat te doen met een moordlustige haai. Totdat ene Robert Shaw als Quint opdook. Die persoon dook nu niet op. Maar samen met die 80 man hebben we naar oplossingen gezocht om de zaal van de Haazehoof toch rendabel te laten blijven lopen. Mede door de coronacrisis en de daarmee gepaard gaande hogere kosten voor de verenigingen, die anders wel zouden komen, werd het voor hen te duur. En dat levert de nodige financiële problemen op om de zaak draaiende te houden. Ik kwam, zag en raakte geïnspireerd tot dit verhaal.
Maar altijd komt het goed, ginds in het land van ooit.