Als columnist ben je soms wat ongenuanceerd. Maar dan wel bewust. Omdat je wilt prikkelen, aan het denken wilt zetten, een kant van een verhaal belichten waarvan je vindt dat die te weinig aan de orde komt. En dus ligt het voor de hand om, wanneer een monument voor een verzetsheld in Leudal nog geen jaar na de onthulling wordt vernield, het te hebben over een door corona verveelde jeugd, die het zwaar heeft in tijden van Netflix, gamen en social media. Tot op het bot verwende klieren die de Sperrzeit nog geen twee dagen hadden volgehouden ondanks, of misschien wel door het feit, dat je indertijd een kogel door je kop kreeg bij overtreding in plaats van 95 euro boete. Gastjes die het woord fascisme niet eens kunnen spellen maar toch ‘dictatuur’ blèren omdat ze geen fatsoenlijke kranten lezen en dus geen idee hebben wat er in Rusland, China of Noord-Korea speelt. Watjes, die respect eisen in plaats van te beseffen dat je dat hoort te verdienen. Prinsjes en prinsesjes met even weinig historisch besef als fatsoen, van wie ouders geen idee hebben wat ze uitspoken als ze op straat zijn: ‘Zoget doon die van mich neet.’
Inderdaad, zo had ik ook deze keer kunnen reageren op de vernieling van het gedenkbord voor Piet Vossen. Een man die met zijn leven betaalde voor de vrijheid. Vrijheid die de huidige jeugdige generatie ettertjes dus zou kunnen hebben misbruikt om zijn nagedachtenis te besmeuren. Alleen zijn daar twee heel duidelijke bezwaren tegen aan te tekenen. Ten eerste: hoewel ik de kans niet groot acht dat een volledig bij zinnen zijnde volwassene zich schuldig maakt aan deze vorm van vandalisme, heb ik natuurlijk geen enkel hard bewijs dat het in dit geval om jonge daders gaat. Ten tweede: juist het gebrek aan nuance is de afgelopen jaren oorzaak van steeds meer polarisatie, het zaaien van haat en de winst van populistische en racistische politici. Wat dat laatste betreft: normale bewindslieden die eerst willen nadenken, feiten willen kennen en onderzoeken om een afgewogen mening te vormen alvorens ze tot actie overgaan, krijgen van de Wildersjes en de Baudetjes van deze wereld te horen dat ze ‘niks doen’. Hoor wie het zegt zou je denken, maar via Facebook en Twitter wordt dat geschreeuw nog verder verspreid. Dat leidt dan om electorale redenen weer tot geforceerde daadkracht bij regeringspartijen, die willen benadrukken hoe ook zij ‘hard kunnen optreden’. En voor je het weet heb je weer een toeslagenaffaire. Vervolgens stemmen de mensen die daar het slachtoffer van zijn opnieuw op partijen die hun eigen belangen schaden (geen enkele Amerikaanse gekte is ons vreemd, schreef ik de vorige maand al) en de vicieuze cirkel is compleet.
Daarom ben ik wél blij dat het grootste deel van de 200 miljoen voor mentale crisissteun die dit kabinet heeft uitgetrokken, vooral aan jongeren wordt besteed. En dan ook nog vooral voor het versterken van lokale activiteiten. Natuurlijk is het goed dat er geld gaat naar de bestrijding van eenzaamheid bij ouderen en mensen met psychische problemen. Mentale steun is volgens de premier belangrijk voor ons allemaal. Dat zijn eigen beleid de ouderen- en psychische zorg eerder al kapotbezuinigd heeft, daar moet u op 17 maart nog maar eens aan denken. Net als aan het feit dat populistisch geblaat nog nooit iets opgeleverd heeft, ook niet de afgelopen vier jaar van ‘goed populisme’ door Mark.
Het was de Amsterdamse burgemeester die stelde dat jongeren bovengemiddeld geraakt worden door de coronamaatregelen. Haar voorstel was voorrang bij sneltesten, zodat de jongeren weer naar buurthuizen, sportclubs en vooral weer naar school kunnen. Ik zou daar dan wel heel graag aan toevoegen dat lessen maatschappijleer, humanisme, filosofie en staatsinrichting voortaan een prominente rol in het lesprogramma krijgen. En niet te vergeten geschiedenis. Dat hoeft dan niet alleen over het oude Egypte of de Tachtigjarige Oorlog te gaan. Ook de regionale historie mag daar deel van uitmaken. Zo’n aanpak kan denk ik een heleboel leed voorkomen.