Ik ben onlangs de magische grens van 65 jaar gepasseerd. Mijn lichaam heeft daar niks van gemerkt. Uiteraard dan niet meegerekend dat ik tijdens het vieren daarvan toch wat meer lekker voedsel en drank heb ingenomen dan op een gewone doordeweekse dag. Mentaal had ik er ook geen problemen mee. Ik heb er niet naar toe geleefd, zoals sommigen nog wel eens zeggen te doen. En dat gaat tegenwoordig ook niet meer op voor je 65e, want je AOW krijg je pas ergens na je 67e.
Toch wordt de kans op lichamelijke ongemakken bij het stijgen van je leeftijd alsmaar groter. Alles slijt, veroudert en verzwakt. Of het nou de spieren zijn, je botten of je hersenen en je geheugen, het wordt er allemaal niet jonger en beter op.
Zo is dat natuurlijk ook bij dieren. De meeste beestjes hoeven niet zoveel jaren te wachten voordat het achteruit gaan toeslaat. Een kattenleven, waarin elk kattenjaar ongeveer gelijk op gaat met 7 mensenjaren, is 7 keer sneller aan dezelfde slijtage toe. Maar ook een paard of een koe, een konijn of een hond, ze komen allemaal in een fase dat het niet allemaal meer lukt. Of althans niet meer zonder hulp en/of allerlei hulpmiddelen.
Huisdieren worden uitgebreid onderzocht en behandeld als ze ouderdomsklachten krijgen.
Bij boerderijdieren geldt vooral een commerciële afweging. Een boer houdt zijn dieren vrijwel altijd in een combinatie van liefhebberij en het behalen van een inkomen. Daardoor zal een ouder dier meestal de voedselketen ingaan of worden ingeslapen als er zich ouderdomskwalen voordoen.
In de vrije natuur worden dergelijke ouderdomsproblemen veelal opgelost via de “survival of the fittest”. Daar gelden de harde regels van leven en overleven. Als het lijf het niet meer aankan, door welke oorzaak dan ook, wordt een patiënt een prooi van ‘een hogere in rang’ in de voedselketen. Een roofdier of een aaseter bijvoorbeeld. We leven in een tijd dat velen terug willen naar de natuur. We gaan er naar toe op vakantie en gebruiken het als voorbeeld hoe je dieren zou moeten houden tegenwoordig. Dat heet dan een dierwaardig bestaan.
We leven in een tijd dat velen terug willen naar de natuur. We gebruiken het als voorbeeld hoe je dieren zou moeten houden tegenwoordig. Dat heet dan een dierwaardig bestaan.
Ik ben het daar mee eens, een dier verdient een goede behandeling en een dierwaardig leven.
Een deel van deze natuurregels hoort, wat mij betreft, ook bij de gehouden dieren nog altijd in de overwegingen meegenomen te worden. Het is tegenwoordig heel goed mogelijk om voor dieren eindeloos veel beschikbare en vaak ook prijzige zorg in te roepen om je liefste huisdier zo gezond mogelijk ouder te laten worden. Denk hier aan bestralingen en chemokuren, MRI’s of bloedtransfusies. Bijna alles wat voor de mens kan is inmiddels ook bereikbaar voor dieren. En eenieder mag dat toepassen bij zijn of haar eigen geliefde dier, waarbij je dan zelf moet opdraaien voor de vaak forse rekening die daarbij hoort.
Tegelijkertijd dienen we ons te realiseren dat er een grens is aan het inzetten van gemeenschapsgeld voor het laten overleven van alle naamloze dierenlevens die velen dierbaar zijn. Ga je grote kosten maken voor een opgevangen kat of kraai zonder eigenaar, dan kom je op een punt dat verder behandelen maatschappelijk niet meer verdedigbaar is. Tenzij je uiteraard een nieuwe eigenaar vindt. Een besluit tot euthanasie komt dan al eerder dichterbij. En zeker als het aantal ouder wordende dieren toeneemt zal dit dilemma zich nog veel vaker voordoen. Niet fijn om te horen maar wel belangrijk om realistisch te blijven. Ook zware besluiten die niet altijd goed voelen zijn soms onontkoombaar.
Een lastige en gevoelige discussie vaak. En nu ik 65 ben geworden hoop ik uiteraard voor mijzelf dat ik een dergelijk dilemma nog heel ver voor me uit mag schuiven.