Dat vroeger alles beter was is natuurlijk niet waar, maar sommige dingen waren dat misschien wel. Zoals de natuur om ons heen. Kunt u zich nog herinneren hoe deze erbij lag in uw kindertijd? Toen u nog volop buiten speelde? Ik weet natuurlijk niet hoe lang geleden dat was, maar hoe langer geleden, hoe groter het verschil zou moeten zijn met nu. Als u in de jaren vijftig of zestig buiten speelde, hoorde u toen bijvoorbeeld meer kikkers buiten? Waren er veel meer vliegende en kruipende beestjes? Meer veldbloemen?
Ik lees op het moment het boek ‘Natuuramnesie’ van Marc Argeloo dat over de veranderde natuur gaat in de loop der tijd. Het schijnt zo te zijn dat we de (soms subtiele) veranderingen in de natuur niet schijnen op te merken. De verandering verloopt sluipend en stilletjes. En de generatie die na ons komt accepteert de situatie zoals deze is. Het nieuwe normaal is voor hen simpelweg normaal. Want waar is het vergelijkingsmateriaal? Er zit dertig jaar later misschien veel minder kikkerdril in de sloot, maar wat is minder? Als het spelende kind in de jaren tachtig van de vorige eeuw een keertje met zijn opa en oma bij diezelfde sloot staat, vertellen zij misschien wel dat deze in hun tijd helemaal vol zat met het glibberig goedje. Maar de kans is groter dat het kindje met moeite een emmertje volschept en dit als normaal ziet.
Dit verschijnsel van niet opmerken wordt in deftig Engels ook wel het ‘Shifting Baseline Syndrome’ genoemd. In goed Nederlands gaat het hier simpelweg over een geleidelijke verandering in de aanvaarde normen voor de toestand van het natuurlijk milieu als gevolg van een gebrek aan ervaring, geheugen en/of kennis van de vroegere toestand ervan. We weten eenvoudigweg niet beter. Ik kan me echter nog goed herinneren dat ik als ik vroeger rond deze tijd buiten fietste, ik moest uitkijken om geen beestjes binnen te krijgen. Zoals van die kleine zwarte kevertjes. Die zijn er nu ook al veel minder. Kijk de vooruit op uw auto er maar eens op na…
Een wandeling door bijvoorbeeld natuurgebied het Leudal was honderd jaar, maar ook vijftig jaar geleden dus een andere ervaring. Er waren meer vogelsoorten en vooral meer vogels in het algemeen en ook de diversiteit en hoeveelheid van planten en vlinders, bijen en insecten was groter, zeker in de tijd voordat insecticiden gemeengoed werden. Niemand die een eeuw geleden een vlindertelling organiseerde uit bezorgdheid, want daar was nog geen reden toe.
Dit ‘Ik merk het niet op- syndroom’ zorgt er ook voor dat mensen bezorgdheid om de natuur soms graag wegwuiven.
Want ze zien immers nog ‘genoeg’ bijen in hun tuin, horen de vogels fluiten en tijdens hun wandeling kwamen ze een ree tegen. Maar wat zou hun natuurbeleving zijn geweest een generatie eerder? Of zelfs twee of drie generaties voor de onze? Onze over- of betovergrootouders zouden zich waarschijnlijk afvragen wat er mis is gegaan bij onze verschraalde natuur, want in hun realiteit was deze veel rijker.
Kunt u zich nog herinneren dat de natuur van uw jeugd rijker was? Praat erover, zet uw herinneringen op papier. (Schrijf er een stukje over voor Hallo Magazine!) Ik zou het graag lezen, want dit alles zorgt voor meer bewustwording. En als je nog (groot)ouders hebt, vraag deze dan eens of ze veranderingen hebben opgemerkt. Vergelijk je eigen ervaringen met die van je kinderen, vertel ze erover. Zorg ervoor dat we de verarming van de natuur niet als het nieuwe normaal gaan zien. Laten we streven om in dit geval spreekwoordelijk terug te gaan in de tijd, werkende aan een natuur die in de toekomst juist weer rijker zal zijn. Opdat we niet vergeten dus.