VerhalenLeon Moonen

75 jaar na de oorlog Interviewreeks: Schrijver van de regionale oorlogsgeschiedenis

Roggel

75 jaar na de oorlog
Interviewreeks over hoe de Tweede Wereldoorlog zo vele jaren na het einde nog steeds een rol speelt in het leven van Limburgers.

SCHRIJVER VAN DE REGIONALE OORLOGSGESCHIEDENIS

'Nu wil ik het ook echt weten' was de drijfveer van Hugo Levels (59) uit Neer toen hij ontdekte dat er heel weinig was geschreven over de oorlogsgeschiedenis van Noord- en Midden-Limburg

Hoe is mijn belangstelling voor de oorlog gekomen, vraag je? Mijn vader vertelde altijd over de oorlog. Hij was tijdens de bevrijding van de dorpen van Leudal in het najaar van 1944 in de leeftijd van 17 jaar en heeft angstige momenten meegemaakt. De familie Levels woonde in het centrum van Roggel tegenover de kerk, waar nu friture Manders is gelegen. Met zijn moeder is hij gevlucht voor het Engelse granaatvuur omdat hun eigen huis geen kelder had. In de goot van de weg plat op de buik gelegen hebben ze het artilleriebombardement doorstaan, op zoek naar een schuilplek. Enkele weken tevoren was hij ternauwernood ontsnapt aan de kerkrazzia waarbij de Duitsers alle mannen oppakten om te gaan werken in Duitsland. Hij vertelde ook over Duitse soldaten van amper 17 jaar, net zo oud als hij, die de slag bij Overloon hadden meegemaakt en van zijn moeder een boterham kregen, terwijl ze huilden om hun eigen Mutti. Het waren verhalen die een grote indruk op mij maakten. Het voedde mijn nieuwsgierigheid om te weten wat er nu precies was gebeurd.

 

Het was voor mij een grote teleurstelling om in het standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Lou de Jong te lezen dat de bevrijding van Midden-Limburg met  een alinea werd afgedaan.

Dat was toch helemaal niet te rijmen met de schat aan verhalen van mijn vader. Ergens in de jaren zeventig drong zich de gedachte op om het dan zelf te gaan uitzoeken. Hoe pak je dat aan? Ik ben eerst boeken over de oorlog in Limburg gaan kopen in gespecialiseerde boekwinkels. Daar vond je ook Engelse en Duitse boeken over de diverse legeronderdelen die hier hebben gevochten. Op een gegeven moment was dat ook niet meer afdoende en zocht ik een verdere verdieping. Vandaar dat ik in de jaren tachtig voor de eerste keer naar Londen ging naar The National Archives om meer over de weet te komen over de militaire operaties in ons gebied.

Daarmee betrad ik het eigenlijke werkterrein van een historicus: bronnenonderzoek.

 

 Dan moet je weten dat ik vooral een economisch-administratieve achtergrond heb, dus ik heb het me het vak van historicus in de praktijk eigen moeten maken. Er was al vroeg de insteek om de geschiedenis vanuit drie invalshoeken te belichten: de Geallieerde, de Duitse en de kant van de burgers. Voor deze laatste invalshoek begon ik dagboeken te verzamelen. Ja, hoe kom je aan oorlogsdagboeken? Door met mensen te praten en te vragen of je het mag kopiëren. Soms kreeg ik het dagboek zelfs geschonken. Tevens was ik op zoek naar de persoonlijke verhalen van zowel Duitse als Engelse veteranen. Ik ging aan de slag om deze oud-soldaten te interviewen.

Vooral de Duitse veteranen vergden een extra inspanning omdat ik duidelijk moest maken dat ik geïnteresseerd was in hoe zij de strijd hadden ervaren en het beslist niet de bedoeling was om hen in een kwaad daglicht te stellen.

Al met al heb ik op mijn studeerkamer meer dan 150 klappers en ordners staan met alle interviews en dagboeken.

Ik ben in de gelukkige omstandigheid geweest dat ik de ooggetuigen nog op 60- 70-jarige leeftijd heb kunnen spreken over de oorlogsgebeurtenissen. Inmiddels zijn er vele al overleden of seniel.

 

In het circuit van oorlogsadepten als ik het zo mag noemen wordt vooral door de jongeren met jaloezie naar mij gekeken dat ik dit heb mogen meemaken. Maar het hogere doel is dat de verhalen zijn vastgelegd en dat ze worden bewaard. En natuurlijk dat de resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd. Ik begon daarom artikelen te schrijven voor het blad Rondom Leudal van de Studiegroep Leudal, waarvan ik inmiddels lid was geworden. Tevens organiseerden wij tentoonstellingen. Toen ik door een commerciële uitgever naar aanleiding van 50 jaar bevrijding  werd benaderd om een boek over de oorlog in onze regio te schrijven vond ik dat de revenuen  beter bij de Studiegroep terecht konden komen en heb ik met enkele Studiegroepleden het boek Van Oever tot Oever gepubliceerd.

 

Mijn grote specialiteit is de militaire geschiedenis van deze regio. 

Het verzet in dit gebied en noem het maar het burgerleven in de oorlog zijn aspecten die ik minder beheers. Ergens aan het begin van deze eeuw ontmoette ik op de Jaarmarkt van Heythuysen Eric Munnicks uit Roermond. In hem heb een duoschrijver gevonden die heel erg goed thuis is op deze gebieden.

 

Op een studiereis naar Verdun concludeerden we dat we gezamenlijk heel veel materiaal hebben. Natuurlijk ontbraken er ook gegevens, maar daarvoor zouden we archieven dienen te bezoeken. We besloten om samen de oorlogsgeschiedenis van Noord- en Midden-Limburg te schrijven en ons geen beperking wat betreft het aantal bladzijdes op te leggen. Het format is het beproefde recept van Geallieerden-Duitsers-Burgers en om het toegankelijk te maken voor een groot publiek is de feitelijke  informatie ondersteunt door dagboekverslagen en ooggetuigenverhalen.

Waar blijven de Bevrijders heten de boeken en we zijn op dit moment bezig met het derde en laatste deel. Vermoedelijk wordt het een A- en B-gedeelte, want we krijgen de slotfase van de oorlog niet in een boek geperst. Is dan alles gezegd en zijn we dan uitgeschreven? Nee, want de naoorlogse periode met wederopbouw, het opruimen van de mijnenvelden en de behandeling van de foute Nederlanders is nog een compleet braakliggend terrein. De Tweede Wereldoorlog blijft mij voorlopig nog wel bezig houden.