Het nieuws van de geboorte van een drieling op 9 februari 1937, dit jaar 85 jaar geleden, in het gezin Meerts te Buggenum was in de jaren 30 met de economische crisis en de oorlogsdreiging van Nazi-Duitsland een positieve noot. Vele kranten maakten dan ook melding van de bijzondere geboorte. Het nieuws had als er tv was geweest dan ook waarschijnlijk het Achtuurjournaal gehaald. Jan Meerts (79) weet dat zijn moeder Marie compleet verrast was. "In die tijd had je geen zwangerschapsecho's, dus waar moest ze het ook van weten? Ze was wel gewaarschuwd door vroedvrouw Cato van Ratingen uit Neer die aan de hand van haar gewicht had berekend dat het wel eens een tweeling kon worden," zegt Jan. Hoe bijzonder was de geboorte van een drieling? Het provinciaal dagblad Limburger Koerier noteerde in haar bericht dat de vroedvrouw dit in haar 45-jarige praktijk nog nooit had meegemaakt. Ook in onze tijd met hormonale vruchtbaarheidsbehandelingen is een dergelijke geboorte nog steeds heel uitzonderlijk.
Het gezin Meerts bestond voor de geboorte van de drieling uit het echtpaar Sjang en Marie, 4 kinderen (waarvan een tweeling) en 2 inwonende, ongehuwde broers van de echtgenoot. Op die winterdag in 1937 werd dit gezin met twee meisjes, Mia en Mien, en een jongen, Harrie, uitgebreid. Nakomer Jan, in 1942 geboren, lepelt enkele overgeleverde familieverhalen op: "Ome Driek, één van de ongetrouwde ooms, heeft na de geboorte van de derde, Harrie, geroepen, doe het licht uit. Ze komen erop af. Tegen een dorpsgenoot die hem feliciteerde met zijn drievoudig oomschap zei hij dat het wel leek of de kleuterschool uitging." De dag erna al, 10 februari, werd de drieling naar goed katholiek gebruik gedoopt in de kerk van Buggenum.
Tijdens die gebeurtenis nam een persfotograaf een kiekje van de familie op weg naar de kerk. Deze foto verscheen niet alleen in Nederland, maar werd ook aan de andere kant van de wereld in De Sumatra Post, een koloniale krant in Nederland-Indië (momenteel Indonesië) geplaatst. Eén van de eersten die op kraamvisite kwam was bisschop Lemmens van Roermond. Hij was op de hoogte gesteld door de buren, de Kleine zusters van de heilige St. Joseph waar de bisschop één keer per maand ging eten.
De familie Meerts woonde namelijk naast het klooster van Buggenum, het huidige gemeenschapshuis De Roffert. Jan Meerts roemt nog steeds de hulp van de zusters die zijn ouders mochten ontvangen. “Er was geen kraamzorg. Elke morgen kwamen twee zusters mijn moeder en de drieling verzorgen. Ze bleven tot 's avonds laat tot alle kinderen naar bed waren. Als ze naar het klooster teruggingen werd de was meegenomen." Volgens Jan deden de zusters deze gezinshulp met enorm veel plezier. "Iedere morgen kwamen twee nieuwe zusters, want ze wilden allemaal de baby's verzorgen."
Ook bij de eerste en de tweede verjaardag van de drieling bleven de kranten belangstelling tonen en deden, soms van een foto vergezeld, bericht van de ontwikkeling van de peuters.
Daarna ebde de interesse van de pers weg. Nederland werd bezet. Het gezin Meerts doorstond redelijk de oorlogsjaren. Vader Sjang zat in de herfst van 1944 ondergedoken vanwege het gevaar om op gepakt te worden voor de 'Arbeitseinsatz' in Duitsland. Toen Duitse soldaten het huisvarken dreigden mee te nemen, verdedigde de moeder zich als een leeuwin en beet de rovers toe: “Eerst namen jullie mijn man mee en nu ook ons eten." Het beeld van de jengelende kinderen, waaronder de drieling, aan de rok van hun moeder deed de soldaten onverrichterzake afdruipen. ‘Kein Schwein’ riepen ze tegen hun kameraden.
Op 18-jarige leeftijd troffen Mien en Mia op de kermis van Nederweert-Eind twee jongens uit Someren. Het kwam tot een huwelijk waarna ze verhuisden naar de woonplaats van hun echtgenoten. Elke zondag gingen de zussen beurtelings met hun gezin bij elkaar eten. Harrie huwde na zijn diensttijd met een meisje uit Geulle en bleef in Buggenum wonen. Enige tijd was het trio de oudste drieling van Nederland, tot de dood van Mia in 2014. Vier jaar later kwam Harrie te overlijden. Alleen Mien is nog in leven en verblijft momenteel op een gesloten afdeling van een verzorgingshuis in Someren. Jan neemt mij mee naar het kerkhof van Buggenum. Tegen de kerkmuur zijn de grafstenen van zijn ouders, overleden begin jaren zeventig, in een kunstwerk herplaatst. Hij wijst mij op de cirkels op de steen en vertelt mij dat deze het aantal kinderen weergeeft. De drie elkaar overlappende rondjes vormen het symbool van de drieling. Hier op de akker des doods wordt goed verborgen een tedere en kleine herinnering aan de drieling van Buggenum bewaard.