VerhalenJan Kessels

Het rijwielplaatje: wie kent het nog?

Midden Limburg

Onze overheid is altijd bijzonder vindingrijk als het gaat om het aanboren van nieuwe bronnen om de schatkist te spekken. Wat dat betreft is er weinig nieuws onder de zon. Zo is het nu en zo was het vroeger ook al. Raakt de bodem van de ‘s Rijksschatkist in zicht, worden de belastingen of accijnzen verhoogd of er wordt een nieuwe ‘bron’ aangeboord. Tegenwoordig kennen we o.a. de inkomstenbelasting, loonheffing, omzetbelasting en de nodige accijnzen op onder meer sigaretten, alcohol en autobrandstof. Wie kent niet de ‘aanslagen’ op de omzet van de horecaondernemers en de pomphouders? Tel daarbij de onroerende zaak belasting (OZB), de hondenbelasting (de katten weten om onduidelijke reden nog steeds de dans te ontspringen) en toeristenbelasting van de gemeenten en je komt al op een behoorlijke aanslag op het budget van de brave burger. 

Voor de lol in de belastingwetten gaan grasduinen zal de meeste Nederlander niet gauw doen. Pas als hij bijna zeker weet dat daarmee een redelijk belastingvoordeel behaald kan worden wil hij zich daaraan in deze tijd, als de aangifte inkomstenbelasting weer gedaan moet worden, wel eens wagen. Zeker, er is leuker leeswerk te vinden om je vrije tijd mee door te brengen. Toch kan het bezig zijn met belastingen ook een hobby zijn waar je weliswaar niet direct beter van wordt, maar waarbij je wel iets leert over de tijd waarin die belastingwetten zijn gemaakt. 

Rijwielbelastingwet
Een van die (bijna) vergeten belastingen is de Rijwielbelasting. Al sinds 1941 wordt die niet meer geheven, maar bij menige krasse Nederlander zal die nog in de herinnering leven vanwege het roemruchte belastingplaatje.
In 1924 kwam minister van Financiën Dr. Hendrik Colijn met een plan om Nederland uit een benarde financiële positie te redden. In Staatsblad nummer 306 van 2 juli 1924 kondigde de minister een wet af die de geschiedenis is ingegaan als de ‘Rijwielbelastingwet’. De belastingopbrengst van dat eerste belastingjaar was maar liefst fl. 5.330.247.-. 
Het kon toen niet uitblijven dat enkele jaren later de fiscus ook de autorijder als financiële melkkoe ontdekte. De belastingopbrengst van fietsers, autorijders, tram- en treinpassagiers kwam in een grote pot en daar werd onder meer de aanleg van auto-, spoor- en tramwegen uit betaald. 

Het eerste rijwielbelastingplaatje met het opschrift ‘RWB 1924 Nederland’, werd in een oplage van 1.776.749 stuks gemaakt door ’s Rijks Munt te Utrecht. Het plaatje werd per 1 augustus 1924 verplicht, maar volgens de voorschriften werden overtreders van de wet gedurende de eerste acht dagen van augustus nog niet bestraft maar lieten de opsporingsambtenaren het bij een waarschuwing.
Al gauw na de eerste uitgifte bleek dat de plaatjes werden nagemaakt en te koop werden aangeboden voor ƒ 0,75 per stuk. Dit had tot gevolg dat de tweede uitgave, geldig voor het belastingjaar 1925 nogal sterk afweek van de plaatjes van 1924, zowel van gravure als van metaalsoort.

Nadat de geldigheidsduur van het rijwielplaatje van 1928 was verlopen werd de wet op enkele punten gewijzigd. De aankoopprijs van fl. 3.-, zoals in de voorgaande jaren was gesteld, werd in 1927 teruggebracht tot fl. 2.50 en vanaf 1929 zouden er steeds twee jaartallen op de plaatjes voorkomen. Werklozen mochten in de crisistijd met een gratis rijwielplaatje rondfietsen, maar wel met een rond gaatje ingeponst ter controle. Het was immers niet toegestaan om met een gratis verstrekt plaatje op zondag te fietsen.

Maar de (on)kosten voor het vervaardigen van de rijwielplaatjes bleven knagen aan de schatkist. Voor het belastingjaar 1935/36 probeerde men de kosten te drukken door een officieel ontwerp gemaakt van een nikkelen houder waarin een papieren plaatje jaarlijks verwisseld zou kunnen worden. Het is echter bij het ontwerp gebleven en is nooit in omloop gebracht.


Vindingrijkheid
Voor de fietsende burgers was het, gezien de aanschafprijs van het rijwielbelastingplaatje, in die tijd een behoorlijke kostenpost. En zoals dat wel vaker gebeurt bij belastingen, men wordt bijzonder vindingrijk om onder die kosten uit te komen.

Er werden allerlei trucjes bedacht om het voor die tijd forse bedrag van fl 2.50 niet te hoeven betalen. Zo kwam men op het idee om van een bokkingvel (gerookte makreel) een afdruk van het plaatje te maken.

De leren hoesjes, ontworpen voor het dragen op de bovenkleding, leenden zich daarvoor uitstekend omdat die hoesjes waren gemaakt met een mica raampje dat nog niet zo helder doorzichtig was als de tegenwoordige plastic.

Ook diefstal van plaatjes kwam vaak voor. Om dit te voorkomen werd van alles verzonnen. Onder andere naaminslag in het plaatje, een koplamp op de fiets met een uitsparing en allerlei soorten metalen houders voor bevestiging om de stuurstang. Ook de fietser zelf ging de strijd aan tegen diefstallen, door de plaatjes op allerlei plaatsen vast te solderen. Vanwege het grote aantal diefstallen van rijwielplaatjes mocht men deze vanaf 1933 ook zichtbaar op de linkerborst dragen, zodat ze niet op de onbeheerde fiets achterbleven wanneer deze ergens geparkeerd stond. 

De bezetting
Na de Duitse inval op 10 mei 1940 was een doeltreffende controle echter niet meer mogelijk. De Nederlandse NSB heeft met zijn propaganda tegen deze belastingdruk vroegtijdig een einde gemaakt aan deze belastingvorm.

Van de in totaal 51.179.649 stuks in omloop gebrachte rijwielplaatjes zijn er zeker niet zoveel bewaard gebleven, maar het is wel zo dat er nog steeds grote belangstelling bestaat voor het verzamelen van deze plaatjes.