VerhalenPieter Knippenberg

Zes kindergraven achter de Mariakapel zijn de stille getuigen van een oorlogsdrama in Neer.“Ik blijf dit verhaal vertellen opdat het niet vergeten wordt” 

Neer gemeente Leudal

  Het is eind november 1944 en de regio rond Neer is bevrijd. Veel burgers zullen nog maanden van huis en haard verstoken blijven omdat zij vanwege het oorlogsgeweld geëvacueerd zijn. Het kerkhof van Neer kan niet gebruikt worden.

De Maas vormt de frontlinie. Door beschietingen over en weer blijft het gevaarlijk in het dorp. In de periode van november 1944 tot februari 1945 worden enkele tientallen doden uit het dorp daarom begraven bij de Mariakapel aan de Leudalweg.

Een van hen is de bijna tienjarige Pierre Geelen die samen met zes andere spelende kinderen door ontploffende munitie om het leven komt.

Zijn jongste zus Jacqueline Cluitmans-Geelen die nog altijd vlak bij de onheilsplek woont, herinnert zich maandag 8 januari 1945 als de dag van gisteren.

Mijnen en munitie bij het Patronaat

Op die bewuste 8 januari 1945 wordt Neer opgeschrikt door een enorme ontploffing. De Duitsers zijn weliswaar uit Neer vertrokken, maar zij hebben een grote hoeveelheid mijnen en munitie op de overkapte beugelbaan bij het Patronaat achtergelaten. Aangezien de strijd aan de andere kant van de Maas nog voortwoedt en het dorp nog regelmatig te lijden heeft van Duits granaatvuur, wordt er weinig werk gemaakt van het veiligstellen van het gebied.

Ondanks het gevaar spelen kinderen in de omgeving van het Patronaat. Ook die fatale maandag en daarbij gaat het gruwelijk mis. Op het terrein ontploft een mijn, waarna een kettingreactie volgt en alle daar aanwezige munitie ontploft. Zeven kinderen komen om het leven: Pierre Geelen (9) Hans Windhorst (7 jaar), Jan en Step Peeters (11 en 9), Ad en Jo Geenen (9 en 12) en Hans Snijders. Drie kinderen raken zwaargewond. Bij één van de kinderen die het ongeluk overleeft, moet een been worden afgezet en bij een ander kind zelfs beide benen.

De overleden kinderen worden in stilte begraven onder het kruis achter de Mariakapel. De meeste doden die op de tijdelijke begraafplaats achter de kapel begraven liggen, worden na de oorlog herbegraven op het kerkhof in Neer. De kinderen blijven achter de kapel begraven. Eén van de kinderen, Harrie Snijders uit Beegden, wordt later in zijn geboortedorp herbegraven.

 

Een blauwe trui………..

Jacqueline Cluitmans-Geelen: “Ik ben één dag na het uitbreken van de oorlog geboren op 11 mei 1940. Volgens mijn moeder stonden er die dag al gelijk een paar Duitse officieren naar mij te kijken in ons huis aan de Napoleonsweg. Omdat ik zo jong was, heb ik weinig of geen herinneringen aan de oorlogsjaren, maar de gebeurtenissen van januari 1945 hebben blijkbaar zoveel indruk op mij gemaakt, dat ik die nooit vergeten ben. Mijn vader had een aannemersbedrijf hier in Neer. Meestal was hij voor zijn werk weg van huis.

Die dag was hij er toevallig wel. We hoorden plotseling een enorme knal. Het was niet ver van huis. Vader zei tegen moeder dat hij even ging kijken wat er aan de hand was.

Later kwam hij terug en vroeg mijn moeder welke kleur trui Pierre droeg. ‘Een blauwe’ zei moeder…….

 

Onze Pierre, nog net geen tien jaar oud, was een van de zeven jongens die omgekomen waren. Vader heeft Pierre naar huis gehaald. Hij lag in de kelder. Ik mocht van moeder niet gaan kijken. Met vader ben ik later wel naar beneden gegaan. Pierre lag in een kistje dat mijn vader zelf getimmerd had. Ik weet nog goed dat vader moest huilen en ik dus ook. Mij is altijd verteld dat de andere jongens naar het huis van dokter Windhorst zijn gebracht waar ze in de wachtkamer neergelegd werden. Aan hun begrafenis heb ik geen enkele herinnering en ik vermoed dat ik er ook niet bij ben geweest.

 

“Er werd bijna nooit over het ongeluk gesproken”

De jongens waren die dag aan het spelen in de tuin van dokter Windhorst en daar hadden ze ook moeten blijven, maar de omgeving van het Patronaat was blijkbaar veel interessanter. Het is hun dood geworden. Of ik Pierre vroeger gemist heb, weet ik niet. Er werd vreemd genoeg bijna nooit meer over hem of over het ongeluk gesproken. Of dat te pijnlijk was? Ik weet het niet.

Toen hij verongelukte was moeder in verwachting. Het zoontje dat geboren werd, kreeg de naam Pierre.

Nu vinden we dat misschien bizar, maar vroeger was dat blijkbaar gewoon. Ook bij de familie Windhorst kreeg een na de oorlog geboren zoontje de naam van zijn overleden broertje Hans.

Wekelijks bezoek ik zijn graf”

Op één na liggen alle jongens begraven achter de Mariakapel bij mij om de hoek. Ik ga er wekelijks naar toe en plaats er geregeld een bloemetje. Dat doet mij goed. Ik ben heel dankbaar dat ik dat nog kan doen. Ik voel met de jaren steeds meer verbondenheid met mijn broertje en ga vaak in gesprek met mensen die bij de kapel pauzeren.

Omdat zijn overlijden zo doodgezwegen werd, ben ik er misschien nu zoveel mee bezig. Je kunt het blijkbaar niet voor eeuwig verdringen.

Passanten vertel ik over de trieste gebeurtenis van januari 1945 en het valt mij op dat dit verhaal zelfs voor mensen uit het eigen dorp en nabije omgeving vaak onbekend is. Ik blijf het verhaal vertellen opdat het niet vergeten wordt.”   

 

Verdrongen emoties

Jos Schoenmakers (Heythuysen, 1948) auteur van het boek Retour Natzweiler, werkte jarenlang in de zorg voor getraumatiseerde oorlogsgetroffenen en vluchtelingen. Hij geeft aan waardoor verdrongen emoties zich op latere leeftijd toch kunnen manifesteren.

Schoenmakers: “De traumaliteratuur leert ons dat heftige traumatische ervaringen in de kindertijd zo pijnlijk en overweldigend zijn dat ze worden verdrongen en jarenlang als het ware uit het geheugen worden gewist. Zo'n afweermechanisme kan soms jaren heel effectief de pijn van het trauma verdringen. Het is ook bekend dat dit afweermechanisme na een groot aantal jaren verslijt met als gevolg dat de herinnering aan de traumatische gebeurtenis plotsklaps weer ‘opplopt’ in de herinnering. Soms zijn de herinneringen aan het oude trauma na jaren heel heftig en leiden ze alsnog tot psychische klachten zoals nachtmerries, angst en paniekaanvallen.

In een aantal gevallen heelt de tijd de wonden en is iemand na jaren in staat het opgelopen trauma een mooie betekenisvolle plek in het leven te geven door bijvoorbeeld vaak het graf van een overledene te bezoeken. Van kampoverlevenden is bekend dat zij veelal jarenlang hun trauma's verdringen en pas op hoge leeftijd alsnog door de kampervaringen worden overvallen. Het afweermechanisme is versleten en levert in het ene geval opnieuw de oude pijn op, in een ander geval is de veerkracht van een persoon en of de omstandigheden er de oorzaak van dat de gebeurtenis zonder professionele hulp toch een plek in het leven krijgt.”

Een soortgelijk ongeluk als in Neer vond ook plaats even buiten de stad Roermond op Spik en Maalbroek. Elf kinderen kwamen daar in 1945 bij twee explosies om het leven door achtergebleven oorlogstuig.