VerhalenPieter Knippenberg

In deze maanden vieren wij 80 jaar vrijheid: “Die gedwongen evacuatie naar Friesland in januari 1945 staat in mijn geheugen gegrift”, vertelt Sjra Fabri (93)

Melick

Bijna ieder avond zien we op tv mensen die in oorlogsgebieden huis en haard moeten verlaten om elders een veilige schuilplek te vinden.  Aan die trieste beelden raken we jammer genoeg gewend. In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog is het in ons land overigens niet anders. In januari 1945 dwingt de Duitse bezetter 70.000 Limburgers huis en haard te verlaten vanwege het oorlogsgeweld. 

Delen van Limburg liggen in de frontlinie en het is niet meer veilig voor de daar wonende mensen. Ook Sjra  Fabri, dan 14 jaar oud, moet met zijn ouders de boerderij  in Melick verlaten. 

De nu 93 jarige Fabri (*18-11-1930)  is een van de laatste nog in leven zijnde ooggetuigen. Hij kan zich de reis naar en het gedwongen verblijf in het noorden van ons land nog heel goed herinneren.

 

Melick in de frontlinie

Noord- en Midden-Limburg ten westen van de Maas zijn in januari 1945 bevrijd. De dorpen en de steden die ingeklemd liggen tussen de Maas en de Duitse grens zijn echter nog in Duitse handen. Zo ook Roermond en een deel van de Roerstreek. Dit gebied ligt in de frontlinie. Van oktober 1944 tot aan de evacuaties in januari 1945 verblijven de inwoners vaak in hun schuilkelders. Er wordt regelmatig tussen de Duitsers en de geallieerden geschoten. Door deze beschietingen worden gebouwen vernield en komen regelmatig onschuldige burgers om het leven. 

“Veel mensen leefden in angst”, vertelt Sjra Fabri die nog altijd in Melick woont. “Vanaf september 1944 vielen er geregeld granaten. Wanneer je een fluitend geluid hoorde, wist je dat het niet gevaarlijk was. Maar als er in de buurt een inslag was, ging je direct languit op de grond liggen. Ik herinner me dat er een granaat op tien meter afstand van mij terecht kwam. Gelukkig ontplofte die niet. De nachten brachten we die periode door in onze schuilkelder, die had een stevig gewelfd dak. Wij hebben gewoon geluk gehad”,  zegt Sjra Fabri. “Honger hebben wij niet gekend. Op een boerderij is altijd wel wat te eten. Mensen uit Roermond kwamen hier echter geregeld om voedsel vragen en werden door ons geholpen.”

Iedereen die achterblijft, wacht een zware straf

Dan komen de Duitsers met het evacuatiebevel. Ze slaan volgens Fabri met een geweer op de deur en roepen luid dat de bewoners binnen één uur moeten vertrekken. 

De mensen willen eigenlijk niet weg, omdat de bevrijding nabij is. Sommigen duiken onder om aan de evacuatie te ontkomen of vluchten naar bevrijd gebied zoals twee ooms van Sjra Fabri. 

De Duitsers kammen de dorpen uit om de mensen uit hun huizen te halen. De evacuatie is verplicht. Iedereen die achterblijft, wacht een zware straf. 

Sjra Fabri herinnert zich nog goed dat zijn vader een zelfgemaakt karretje vult met spullen en zijn moeder doet hetzelfde met een kinderwagen. Op 25 januari 1945 vertrekt het gezin om acht uur ’s morgens lopend naar Brüggen. Sjra Fabri: “Mijn vader had ook nog snel een paar bundels zelf geteelde en gedroogde tabaksbladen meegenomen. Daar rolden we later sigaartjes van. Hij rookte ze zelf maar gebruikte ze later ook als ruilmiddel. De dag van de evacuatie was het steenkoud. Er lag sneeuw. In  Melick lagen doden langs de weg. Onder hen herkende ik een meisje van mijn school.” Later op de route richting Maasniel zal de jonge Sjra Fabri nog meer doden zien.

Het Mariabeeldje uit de Kapel in het Zand ging mee…..

De Duitsers sturen de bewoners van Melick naar Brüggen. Daar worden ze na een paar dagen op een trein naar het noorden gezet. De transporten vinden plaats door Duitsland. “Opnieuw hadden wij geluk”, vertelt Sjra Fabri. “Nadat we een paar dagen in een pannenfabriek hadden verbleven, vertrokken wij in een gewone trein. Waar naartoe wisten we niet. Het verhaal gaat dat in deze trein ook de bisschop van Roermond zat. Het Mariabeeldje uit de Kapel in het Zand is  in ieder geval ook meegenomen en heeft in de St. Bonifatiuskerk in Leeuwarden gestaan. Andere evacuees hebben minder geluk en worden in goederenwagons en veewagons vervoerd. Sommigen zijn vier dagen onderweg. Onderweg moeten de treinen regelmatig stoppen, omdat ze worden beschoten door geallieerde vliegtuigen. Vanwege de beschietingen rijden de treinen vooral ‘s nachts. Daarbij vallen doden en gewonden Op 30 januari 1945 komen de eerste groepen evacuees uit Melick aan in Leeuwarden. De familie Fabri arriveert er na een dagenlange reis op 2 februari ’s avonds. 1200 inwoners van Melick worden in de stad en de omliggende dorpen ondergebracht bij gastgezinnen. Het gezin Fabri wordt opgesplitst. Vader Fabri en Sjra komen bij één gezin en zijn moeder en oma in een ander gezin. Gelukkig voor hen heel dicht bij elkaar. Ze zullen er tot eind mei moeten verblijven.

Broodjes met kaas in Leeuwarden  

“Bij aankomst waren we uitgehongerd”, weet Sjra Fabri. “Ik weet nog goed dat we in Hotel de Jong broodjes met kaas kregen; een absolute lekkernij voor ons. We hebben een tijdje met veel evacuees in een gerechtsgebouw verbleven waar we ook ontluisd werden. Daarna gingen we naar gastgezinnen. Het was er beslist geen vetpot. Een paar sneetjes brood ’s morgens en ’s avond en ’s middags wat onbestemd eten van de gaarkeuken. Brandstof was schaars en zelfs de tuinhekjes verdwenen in de kachels. Ik hoefde niet naar school en wandelde veel met mijn vader door de stad en in de omgeving. Ik had geregeld last van heimwee en miste mijn kameraden uit ons dorp. Met de zoon van het gastgezin Cor van der Ploeg ging ik geregeld op pad om bij boeren melk te vragen. We gingen vaak naar de kerk en daar ontmoetten we dan wat dorpsgenoten.” Fabri maakt de bevrijding in Leeuwarden mee en ziet met eigen ogen hoe ‘foute Nederlanders’ opgepakt, beschimpt, bespuwd en kaalgeschoren worden.

“Misschien hebben ze gedacht dat wij nooit terug zouden komen”

De meeste evacués zullen langer dan drie maanden van huis zijn. Bij terugkeer wacht hen vaak een grote teleurstelling. De Duitsers hebben hun huizen geplunderd en het vee is weg. Dat overkomt ook de familie Fabri die eind mei met een vrachtwagen terugkeert naar Limburg. Het door granaatinslagen vernielde dak van de boerderij is dan al door familieleden gerepareerd. De boerderij is nagenoeg leeggeroofd. Fabri: “Een van onze koeien stond bij iemand in de buurt  op stal en onze klok hing bij een ander gezin aan de muur. Misschien hebben ze gedacht dat wij nooit terug zouden komen.

Na de oorlog herneemt het leven in Melick weer zijn normale loop. Sjra Fabri gaat weer naar school, maar het contact met het Friese gastgezin is lang in stand gebleven en Sjra Fabri heeft Leeuwarden nog vaak bezocht. De evacuatie is niet voor iedereen fortuinlijk verlopen. 280 geëvacueerde Limburgers overleven deze periode niet.