VerhalenPieter Knippenberg

Gemma de Haan uit Haelen: “Ik ben trots op mijn naam en mijn afkomst”

Haelen / Gemeente Leudal

Gemma de Haan uit Haelen vertelt 37 jaar na zijn overlijden over haar vader verzetsman Isaac de Haan (1899-1985)

 

Gemma de Haan heeft zich goed voorbereid op ons gesprek. Op de ruime tafel in haar huiskamer in Haelen liggen haar handgeschreven aantekeningen en diverse documenten waaronder de nooit gepubliceerde oorlogsmemoires van haar vader Isaac. Ook ligt er een grote kartonnen map met daarin de originele exemplaren van het verzetsblad Berichten Voorziening in Oorlogstijd (B.V.O.) dat door haar vader en de verzetsmannen Eduard van Wegberg en Pierre Joosten uit Heythuysen van 20 september 1944 tot en met 22 november 1944 werd uitgegeven. Er liggen ook twee a4-tjes met de namen van Gemma’s omgebrachte familieleden. Achter hun namen staan plaatsen vermeld van vernietigingskampen als Auschwitz en Sobibor waar zij door toedoen van de Nazi’s zijn omgekomen.

 

Gemma de Haan toont mij ook een autobiografie van haar inmiddels overleden (half)broer David. Ze is verrast wanneer ik haar vertel dat ik haar broer ooit heb ontmoet. 27 jaar geleden zocht hij contact met mij naar aanleiding van een videodocumentaire over de oorlogsgeschiedenis van Leveroy. David/Dick de Haan verbleef onder de naam Gijs van de Sande een tijd als onderduiker in dit dorp. Al deze deprimerende oorlogsdocumentatie staat in schril contrast met de vele opvallend kleurrijke schilderijen van Gemma’s hand die de ruimte opfleuren. Oud-lerares Gemma de Haan (1946) is duidelijk een getalenteerde schilderes. Vandaag gaat het echter niet over haar hobby, maar praat ze na jaren stilzwijgen openhartig over haar ouders en haar deels Joodse roots.

 

Gemma de Haan: “Mijn vader is Isaac de Haan. Hij is geboren in de Amsterdamse Joden buurt. Hij is daar diamantbewerker maar omdat er weinig of geen werk is, verhuist hij in 1926 naar Parijs om daar zijn beroep uit te oefenen. In 1927 keert hij terug naar Amsterdam om een jaar later weer te vertrekken naar Antwerpen. In 1930 is hij terug in Amsterdam. Er is nauwelijks werk in de diamantindustrie. Hij wil niet werkeloos zijn.

Hij huurt een bakfiets en gaat met flanellen hemden die zijn vrouw maakt langs de deuren.

Later wordt hij vertegenwoordiger van de Amsterdamse Superfosfaatfabriek (ASF), een bedrijf dat kunstmest produceert. Hij krijgt voor zijn werk een auto van de ASF en verhuist met zijn vrouw en drie jonge kinderen naar Nijmegen. De Nazi’s worden in Duitsland steeds machtiger en er worden ook veel anti-Joodse maatregelen getroffen. Nijmegen ligt dicht bij de Duitse grens en dat voelt niet goed.

 

Mijn vader en zijn gezin verhuizen daarom naar Breda. Dan volgt op 10 mei de Duitse inval. De inwoners van Breda vluchten twee dagen later hals over kop naar het Belgische Antwerpen om drie weken later terug te keren naar Nederland. Daar wordt het leven door de Duitse bezetters voor Joden steeds moeilijker gemaakt. In juni 1942 volgt de gevreesde oproep. Mijn vader moet zich melden in het ‘werkkamp’ Westerbork. Hij geeft daar geen gehoor aan en besluit onder te duiken. Alle gezinsleden gaan naar verschillende adressen want zo is de kans op overleving volgens mijn vader het grootst. Hij heeft daarin gelijk gekregen.

Bankier van het verzet

Het gescheiden wonen is zwaar,” weet Gemma de Haan. “Mijn vaders eerste vrouw Henriëtte Duitz belandt zeer ernstig ziek in het ziekenhuis in Deventer. Mijn vader heeft door zijn werk bij ASF contacten in Limburg. Hij verblijft in Roggel bij de weduwe Alofs-Hendriks in het gehucht Klapvaren. Daar hoort hij van haar overlijden. Hij kan er voor zijn eigen veiligheid niet naar toe en dat moet heel erg voor hem zijn geweest.

In Limburg raakt hij betrokken bij het verzet en in Roggel laat hij zich door kapelaan Adams katholiek dopen.

Later vertelt hij ons dat hij dit gedaan heeft uit respect voor de mensen die hem helpen te overleven.

 

Om veiligheidsredenen neemt hij de naam Wim van de Wal aan. Onder die naam bezoekt hij op verzoek van het Limburgs verzet bemiddelde burgers en boeren in de regio om leningen af te sluiten voor het Nationaal Steunfonds. Door dit fonds wordt de illegaliteit gefinancierd,” verklaart Gemma.

Het gezin van Isaac De Haan zal de Tweede Wereldoorlog overleven maar tientallen Joodse verwanten van hem en zijn vrouw hebben de concentratiekampen niet overleefd.

“Ik heb nooit met mijn deels Joodse achtergrond te koop gelopen”

“Na de oorlog hertrouwt mijn vader,” vervolgt Gemma de Haan haar verhaal. “Er worden vier meisjes geboren waarvan ik de oudste ben. Nooit heeft mijn vader gezegd dat we niet mochten zeggen dat we een Joodse achtergrond hebben. Op de een of andere manier voelden we echter aan dat we dat beter niet konden doen. Na de oorlog heeft hij trouwens weinig over die periode met ons gesproken. Ook over het Duitse volk heeft hij nooit iets lelijks gezegd. Pas na zijn overlijden hebben wij ontdekt dat  zoveel familieleden de vernietigingskampen niet overleefd hebben. Voor ons kinderen was hij een heel liefdevolle en zorgzame vader die niet klaagde over wat hij verloren had, maar oprecht koesterde wat hij wel nog had. Ik behoud mooie herinneringen aan hem.

 

Als oudste dochter uit zijn tweede huwelijk mocht ik vaker mee op zakenreisjes. Dat waren dagtripjes. Ik bleef altijd braaf in de auto wachten tot hij weer terugkwam van een klant. Hij sprak dan soms Jiddisch tegen mij. Hij was een man met humor en maakte graag lol met ons. Dagelijks bracht hij iets lekkers of leuks voor ons mee. Het was genieten en verwennen waar mogelijk. Nu denk ik dat hij hierdoor ‘zware zaken ’verdrong. Op latere leeftijd gingen de gebeurtenissen uit de oorlog bij hem opspelen. Het werd duidelijk dat ook hij, die zo standvastig en met een zelfverzekerde houding door de oorlog was gekomen, zijn verdrongen emoties niet langer kon onderdrukken.

“De oorlog en het Jodendom  blijven gevoelige thema’s”

Voor mij als kind van de tweede generatie blijven de oorlog en het Jodendom gevoelige thema’s en dat wordt met de jaren steeds sterker. Mijn vader heeft nooit een concentratiekamp bezocht. Ik wel; dat raakte mij diep. Het was alsof daar de grond onder mijn voeten bewoog. Het was een zeer emotionele ervaring. Een psycholoog heeft mij ooit geadviseerd er niet meer naar toe te gaan.

Dat mijn moeder na de oorlog met een Joodse man trouwde, vind ik heel heldhaftig. Hij was dan wel katholiek geworden, maar als velen van geloof  gewisseld om 'veilig' te zijn. Thuis werd nooit expliciet over het Jodendom gesproken maar mijn moeder ging het onderwerp ook niet uit de weg. Ik herinner mij van de lagere school dat de juffrouw eens vertelde dat er pest heerste in de middeleeuwen. Er werd verteld, zo zei ze, dat de Joden daar vaak niet aan stierven omdat de Joden zelf de putten vergiftigd hadden. De juffrouw, een zuster, zei er niet bij dat dat niet waar was.

Wanneer ik na zo’n verhaal vrij onrustig naar huis keerde en het verhaal aan mijn moeder vertelde, was haar reactie dat de zuster het waarschijnlijk niet goed begrepen had want Joden hadden een heel strenge hygiëne. Ze wasten zich veel beter dan de andere mensen waardoor de ziekteverwekkers doodgingen. Dat wisten de mensen toen nog niet. Voor mij was dat dan duidelijk en mijn onrust verdween. Op die zelfde rationele wijze legde mijn moeder uit waarom Joden geen varkensvlees eten en waarom ze omwille van de voedsel hygiëne koosjer eten.

Ik vertelde mijn beste vriendinnen wel eens over onze afkomst, maar bezwoer hen daarover hun mond te houden.

Dat lukte mij zelf echter niet toen ik 13 of 14 jaar oud was en in Heythuysen op de MULO zat. Er werd godsdienstles gegeven door de toenmalige rector. Het was in de paastijd. Het ging over het sterven van Jezus. De rector vertelde dat de Joden riepen:  ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen’. De Joden hadden Jezus vermoord en het was dus hun eigen schuld wat er daarna met de Joden gebeurd was! Normaal was ik een timide meisje maar dat ging in dit geval niet op.  Als door een wesp gestoken stoof ik op en schreeuwde: ‘ziet u nu wel wat er gebeurd is!’ De man kreeg een heel rooie kop, zei niets en vertrok. Niemand heeft mij ooit gevraagd waarom ik het geroepen had, maar het gaf aan hoe gevoelig het onderwerp voor mij was.

Nu praat ik er gemakkelijker over deze zaken en ik ben trots op mijn ouders, mijn afkomst en mijn naam,” besluit Gemma de Haan.  Op de kraag van haar jasje draagt ze een goudkleurige speld van, hoe kan het anders, een parmantige haan.