Dat de Napoleonsweg tussen Maaseik en Venlo in de vroege 19de eeuw is ontstaan op de tekentafel van Napoleon, is vanuit de lucht goed te zien. De weg ligt als een kaarsrechte lijn in het landschap. Alleen bij de grensovergang bij Neeritter maakt de weg een gedwongen bocht, omdat ze bij dit punt op een drassige laagte stuit. Ooit stroomde hier de Maas, maar na de laatste ijstijd verschoof de loop van deze rivier richting het noordoosten, ongeveer waar ze nu nog steeds stroomt en liet een verlandde rivierarm achter die wij kennen als het Vijverbroek. Van deze woordcombinatie, vijver en broek (brook in het Limburgs, een synoniem voor nat gebied) druipt de nattigheid af. Bij hoog Maaswater en veel regenval, zoals de afgelopen wintermaanden, maakt het Vijverbroek zijn naam nog steeds waar. Tot aan de Franse inlijving aan het einde van de 18de eeuw werd het Vijverbroek gezamenlijk door de drie dorpen Thorn, Neeritter en het Belgische Kessenich als "gemene grond" oftewel gemeenschappelijke grond voor o.a. turfwinning, veebeweiding en houtkap gebruikt. Dit grondbeheer werd geregeld door Drie Eijghenen: het middeleeuwse samenwerkingsverband van het abdijvorstendom Thorn, het Luiks vrijdorp Neeritter en de rijksheerlijkheid Kessenich. Het Vijverbroek leverde in het verleden echter niet alleen brandstof, geriefhout en veevoer op, maar ook een aantal volksverhalen. Of eigenlijk zijn het sagen, overgeleverde vertelsels met een historische kern van waarheid, die echter door de vele doorvertellingen en volkse opsieringen vaak onherkenbaar zijn geworden. Hieronder volgen enkele volksverhalen over het Vijverbroek en voor zover mogelijk proberen we ook de historische achtergrond te achterhalen.
1. Een verzonken stad
Het Vijverbroek is niet altijd een moerassig gebied geweest. Eeuwen geleden lag er de rijke stad Vijveren, waar de koeien aan zilveren kettingen in de wei lagen en paarden beslagen met vergulde hoefijzers hun dorst lesten uit drinkbakken van marmer. Maar al deze rijkdom maakte de burgers van de stad hoogmoedig en arrogant. Op een nacht verzonk de stad als straf met kerken, huizen en al in een diepe waterkolk. Bij heel laag water kun je de torenspitsen nog steeds zien schitteren in het zonlicht en ook bij kerstnacht hoor je, als je goed luistert, de klokken luiden. De basis van deze verhalen zijn waarschijnlijk de soms bijzondere voorwerpen die werden gevonden in het Vijverbroek, zoals verloren zwaarden van Noormannen of doortrekkend krijgsvolk en koperen potten, kleine hoefijzers en andere materialen die door de Maas na een hoge waterstand werden achtergelaten.
2. Klok
Eens wisten weidende varkens met hun snuit een zware kerkklok vlak aan de oever van het Vijverbroek los te wroeten. Dit nieuwtje ging als een lopend vuurtje rond en al spoedig kwamen de dorpelingen uit de omliggende plaatsen de curieuze vondst bekijken. Niemand kon echter de vreemde, antieke opschriften ontcijferen, dus waar de klok vandaan kwam was niet te achterhalen. De dorpelingen bekeken de mooie klok met hun begerige ogen en wilde deze wel in de eigen kerktoren ophangen. De eerste inwoners die de klok probeerden te verslepen naar hun dorp, waren die van Thorn. Maar ondanks verwoede pogingen kregen ze de klok geen centimeter van de plaats. Ook de inwoners van Neeritter trokken vergeefs aan de klok. En de inwoners van Kessenich ging het al niet veel beter af. Hun verwensingen zorgden er zelfs voor dat de klok nog dieper in de grond wegzakte. Het nieuws bereikte ook het dorp Stramproy. Daar wist een oude man van meer dan negentig jaar zich een verhaal te herinneren uit zijn kindertijd dat de inwoners van Vijveren een gegoten klok voor Stramproy niet hadden willen afgeven. Dus besloten de Stramproynaren ook een poging te wagen de klok op te graven en zie, dat ging met het grootste gemak. Na een paar uur laadden ze de zware klok op een kar die door maar liefst zes paarden moest worden getrokken en daar ging het op Stramproy aan. Dat de verloren klok wel degelijk dit dorp toe behoorde bleek toen de dorpsgrens werd overschreden. Precies op dat moment begonnen de klokken in de kerktoren van Stramproy spontaan te luiden en dit welkomstgebaar werd door de Vijverbroekklok met enkele zware klokslagen beantwoord. Een mogelijke historische achtergrond van deze sage is dat in tijden van hevige godsdienstonlusten de klokken van kerken en kloosters in veiligheid werden gebracht door o.a. te begraven.
3. Krijgskas
Ook een andere sage verhaalt over een vondst in het Vijverbroek. Het zou de krijgskas van de Franse generaal Dumouriez betreffen, die door zijn nederlaag bij de slag bij Neerwinden in 1793 in grote haast onze contreien moest verlaten. Twee schaapherders die hun kudde in het Vijverbroek lieten grazen, ontdekten de schat in een van de diepe sloten van het broek. Met een gezamenlijke krachtsinspanning wisten ze de kist boven water te krijgen, toen één van hen zei: "Wij hebben hem met Gods hulp boven." Waarop de ander antwoordde: "Met of zonder God, we hebben hem toch." Op dat moment voelde hij zijn armen slap worden en ontglipte de koffer hem uit zijn handen. De ander moest ook loslaten, wilde hij niet in het water worden meegesleurd. De krijgskas van Dumouriez gleed nog dieper in het zwarte moeraswater weg en is tot op heden nog steeds niet gevonden.
4. Schouwshond
Dat het Vijverbroek ook een ideale schuilplek kon bieden, ondervond een pastoor die zich tijdens de Franse tijd in het ondoordringbare moeras verborgen hield. De Franse Revolutionairen eisten van de geestelijken in ons gebied een “Eed van afkeer van het Koningschap en getrouwheid aan de Republiek.” Priesters die dit weigerden, werden vervolgd. Misschien geïnspireerd door het levensverhaal van St. Rochus, die toen hij aan de pest leed zich terugtrok in het bos en het voedsel gebracht kreeg door een hond, ontving onze pastoor zijn levensmiddelen van de hond van de Schouwsmolen in Ittervoort. Natuurlijk kreeg de trouwe viervoeter tijdens de maaltijd van de pastoor ook een stukje brood toegeworpen. Als de hond terugliep naar de Schouwsmolen keek hij steeds om, wellicht hopend op nog een brokje eten. Dit gedrag van de hond heeft geleid tot een plaatselijke uitdrukking, want als iemand tijdens het wandelen voortdurend omkijkt zegt men nu nog: "Hij kijkt om als de Schouwshond."
5. Weerwolf
Maar niet alleen een vluchtende pastoor, ook een weerwolf vond een onderkomen in het Vijverbroek. In deze sage speelt graaf Hendrik van den Bergh, heer van Stevensweert en Ohé en Laak, een rol en daarmee is het verhaal te dateren in de eerste helft van de 17de eeuw. Deze graaf was op jacht in het Vijverbroek en juist toen hij de haan van zijn geweer spande om op een overvliegende eend te schieten, werd hij van achteren aangevallen door een weerwolf. De graaf had gelukkig de tegenwoordigheid van geest om het jachtmes van zijn gordel te grijpen en sloeg daarmee met één houw de linkerpoot van het beest af. Onmiddellijk sprong de weerwolf van zijn rug af en verdween jankend in het kreupelbos, de afgeslagen klauw achterlatend. Na een tijdje veranderde deze in een mensenhand, waaraan de duim ontbrak. Nu was onlangs op het Kasteelshof bij het kasteel van Kessenich een Duitse schaapherder uit Gulik komen wonen. Hij miste zijn duim, naar eigen zeggen omdat hij deze was verloren in de strijd tegen de Turken. Het spoor leidde al vlug naar hem en ontkennen had geen zin toen bleek dat hij zijn linkerhand miste. De schaapherder had meer misdaden op zijn kerfstok en een rechtbank besloot hem eerst te worgen en daarna op de houtstapel te verbranden.