VerhalenLeon Moonen

HALLO HISTORIE: Het moederklooster van St. Elisabeth te Nunhem: Val des Choues in Bourgondië

Nunhem / Midden - Limburg

Rond 1240 schonk Dirk van Altena, Heer van Horn, aan de orde der Caulieten een strook land langs een beek in Nunhem voor de bouw van het St. Elisabethklooster, op de plek waar momenteel een verzorgingshuis is gevestigd. Volgens de overlevering deed hij dat omdat hij op de terugweg van zijn bedevaartreis naar het Spaanse Santiago de Compostella ziek was geworden en in het moederklooster van de Caulieten in Val des Choues in het noorden van Bourgondië liefdevol was verpleegd. Het was zijn manier om zijn dankbaarheid te tonen. In dit artikel besteden we aandacht aan Val des Choues, dat nog steeds bestaat, maar geen religieuze functie meer heeft. Evenals St. Elisabeth werd dit moederklooster aan het einde van de 18de eeuw door de Franse revolutionairen onteigend.

Wie waren die Caulieten, afkomstig uit Bourgondië? Er is zeer weinig bekend over de beginjaren van de orde. We zijn aangewezen op een lokale legende, die vertelt dat rond 1184 ene Viard, lekenmonnik van het Kartuizerklooster in het nabijgelegen Lugny, zich als kluizenaar terugtrok in een grot in de bossen van Chatillon, al snel gevolgd door andere broeders. De grot is nog altijd te bezichtigen in de tuinhelling van het voormalige klooster. De Late Middeleeuwen kende meer van dergelijke spirituele bewegingen waarin leken en geestelijken op zoek gingen naar een meer persoonlijke beleving van het Christendom en zich afwenden van 'het instituut katholieke Kerk'. In Nederland zijn de Moderne Devotie van Geert Grote en het zelfhulpboek In navolging van Christus van Thomas van Kempen markante voorbeelden. Geleidelijk vormde zich in de bossen van Chatillon een religieuze gemeenschap van heremieten en volgens de legende werd de Bourgondische hertog Eudes III zo getroffen door de heiligheid van de monniken, dat hij beloofde een klooster te stichten als hij heelhuids zou terugkeren uit de oorlog. Wat in ieder geval klopt is dat aan het einde van de 12de eeuw de eerste kloostergebouwen verrezen en dat de Caulieten in 1203 door een bul van paus Innnocentius III werden erkend, één van de eerste schriftelijke bronnen over de orde. Uit de naam valt overigens de strengheid en de soberheid van de orde al af te lezen. Val des Choues, in het Latijn Vallis Caulium, betekent namelijk koolvallei, een gewas dat door de monniken volop werd geteeld. Kortom, in dit gedeelte van Bourgondië was het geen vetpot. Overigens werden de harde leefregels in de loop van de tijd wel aangepast, want het harde regime was nauwelijks vol te houden. Te veel kool misschien?

Uit dit klooster ontwikkelden zich meer dan 30 vestigingen, overwegend gelegen in het huidige Frankrijk, maar de orde streek ook met drie kloosters neer in Schotland en, vermoedelijk dankzij Dirk van Altena, eentje in Nunhem. De kloosters bevonden zich altijd in valleien, om de levensomstandigheden met ontginningen en muggen nog zwaarder te maken. De rijkdom van het moederklooster kwam vooral van het recht om het zout van Salins te verhandelen, dat was verkregen van de hertog van Bourgondië. In de eeuwen die volgden krimpt het aantal monniken en uiteindelijk zijn er in 1750 nog geen tien meer over. In  het St. Elisabethsdal in Nunhem was de orde der Caulieten, waarschijnlijk door de grote afstand, al begin medio 15de eeuw ter ziele gegaan en was het klooster overgenomen door de Augustijner Congregatie van Windesheim. Om het bestaan van Val des Choues te redden komt het klooster in 1761 onder de vleugels van de Cisterciënzer orde. Nog voor het einde van de 18de eeuw valt het doek definitief: het klooster wordt door de Franse revolutionairen verkocht. Slechts enkele gebouwen blijven bewaard, zoals het poortgebouw uit de 17de eeuw. De gotische abdijkerk wordt afgebroken en als steengroeve gebruikt. Een lot dat ook de kerk van klooster St. Elisabeth treft. Hier bleef alleen de kerktoren nog overeind.   

In 1758 schreef de geestelijke en geschiedschrijver Claude Cortépée over Val des Choues het volgende: "Je n'ai point vu d' endroit qui mérite mieux le nom solitude" (ik ken geen eenzamere plek, die naam waardig). Eigenlijk is er sindsdien weinig veranderd, want wie het ex-klooster heden ten dage bezoekt zal nog steeds getroffen worden door de geïsoleerde ligging. Toeristen  vindt men er dan ook nauwelijks, hoewel er een museum van de Jacht in de oude kloostergebouwen is gevestigd. Vinden we er nog steeds een vredige rust waar kloosters wel het patent op lijken te hebben? Niet helemaal want als gevolg van de fixatie op de jacht is er ook een kennel waar jachthonden worden gefokt. Deze viervoeters hebben met hun luide gehuil en geblaf ‘de vallei van het kool’ helemaal in bezit genomen.

Met dank aan Paul Mols