VerhalenLeon Moonen

HALLO HISTORIE: Landweren in Leudal

Neer / Midden-Limburg

Historische verdedigingswerken spreken tot de verbeelding. Daarbij springen kastelen het meest in het oog, maar ook verdedigingslinies zoals de Hollandse Waterlinie ,of dichter bij huis de bunkerlinie Peel-Raam in het Peelgebied, mogen zich heugen in enige belangstelling. Het zijn vaak stenen of betonnen constructies die de tand des tijds hebben weerstaan, alhoewel het opmerkelijk is hoeveel kastelen door brand en vooral verwaarlozing en afbraak, dus niet eens zozeer door oorlogsgeweld, zijn verdwenen.

Waarvoor veel minder aandacht bestaat zijn de zogeheten landweren. Dat is ook niet zo vreemd, want ze waren niet zo robuust als kastelen en ze zijn bijna helemaal opgeslokt door de tijd. Eerst maar eens uitleggen wat landweren waren. Een landweer was een eenvoudig verdedigingswerk, bestaande uit één of meer aarden wallen, die doorgaans waren begroeid met dicht, liefst stekelig, struikgewas. De hoogtijdagen van de landweren lagen in de 14de en 15de eeuw en ze werden vooral aangelegd op het platteland om plunderaars en soldatenbendes ‘te weren.’ Leudal heeft op het gebied van deze weerbaarheid een bijzonderheid in huis, want in de omgeving van het dorp Neer lagen maar liefst drie landweren achter elkaar. In de verre omtrek is er geen gebied dat kan buigen op een dergelijke Middeleeuwse diepteverdediging. 

De drie landweren zijn gebouwd op bevel van de heren van Horn en lagen tussen het veengebied de Peel en de rivier de Maas. Juist rond Neer botste de ontoegankelijke Peel nagenoeg tegen het Maasdal, een zeer strategische plek dus. Al het noord-zuid-verkeer moest deze nauwe doorgang passeren.

Neer had er zijn laatmiddeleeuwse welstand aan te danken, want de handelsroutes tussen Venlo en Maaseik en Weert liepen langs het dorp. Maar ook afgedankte, stropende soldatenbendes vielen via deze ingang het land van Horne binnen en daartegen waren de drie landweren een bescherming.

De landweren liepen dus van het ene natuurlijke obstakel naar het volgende. De meest noordoostelijke landweer lag zelfs niet op Horns grondgebied, maar op Gelders bij Kessel-Eik en werd de Lanterd of Kesseler Landweer genoemd. In de bossen bij de Keup zijn nog restanten te vinden en natuurlijk herinnert de straatnaam Lanterdweg ook nog aan deze landweer. 

Iets meer naar het westen vinden we de tweede landweer, die Houtgraven werd genoemd. Een klein gedeelte van deze verdwenen landweer is zichtbaar gemaakt en is te zien aan de Broekven, een zijweg van de Heldenseweg tussen Neer en Helden. Tevens zijn de straatnamen Houtgraven, Slup en Gerhegge een verwijzing naar deze landweer. De Slup is genoemd naar een nauwe doorgang of ‘slup’ in de landweer. Gerhegge is genoemd naar de heggen die op de landweer stonden. 

De meest westelijke landweer was de ‘Roggelschen Landweer’. Het was misschien wel de langste landweer van de drie, want hij liep dwars door het natuurgebied het Leudal vermoedelijk helemaal door tot aan Buggenum aan de Maas. Achter de boerderij Zeilsterhof in Nunhem is nog een onherkenbaar klein gedeelte van deze landweer te vinden en op oude kaarten vinden we toponiemen, die inmiddels in onbruik zijn geraakt. Zo lag er ten oosten van Roggel een buurtschap Leutert of Lentert en was er in Buggenum een weg die Landwerdweg heette. 

Hoe effectief waren deze landweren? Men kon er geen leger mee tegenhouden, maar een troep losgeslagen soldaten die met enkele karren binnenviel werd door een wal met greppels wel gehinderd. Ze konden ook niet snel met eventuele buit het gebied verlaten. In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werden sommige landweren weer opgetuigd, maar de boerenbevolking koos er uiteindelijk voor om zich met het vee te verstoppen in een vluchtschans achter dicht houtgewas of in moeilijk begaanbaar moerasgebied en om een eventuele verwoesting van het dorp voor lief te nemen. De beschermende functie van de wallen was voorbij. De landweren rondom Neer werden “afgeworpen tot akkerland”, zoals we in een Neerse bron lezen. 

Met dank aan Har Kuijpers