Verhalen

HALLO Vrijheid/ Interviewreeks: DINER MET EISENHOWER

Leudal

75 jaar na de oorlog

Interviewreeks over hoe de Tweede Wereldoorlog zo vele jaren na het einde nog steeds een rol speelt in het leven van Limburgers.

 

DINER MET EISENHOWER

Hanna Haffmans-Gielen (98) uit Helden was als jonge vrouw getuige van het bezoek van Dwight Eisenhower aan Leudal op 30 november 1944. In haar ouderlijk huis in Heythuysen werd een stafvergadering gehouden en genoot de geallieerde opperbevelhebber en latere Amerikaanse president van een exclusief Angelsaksisch diner.

“ Mijn moeder Anna was een heel kunstminnende vrouw. Zij was een afstammeling van de edelsmedenfamilie Esser uit Weert. Ze had altijd een gastenboekje op zak en als ze een kunstenaar tegenkwam, dan vroeg ze spontaan om een tekening.

Na de bevrijding van Heythuysen (16 november 1944- red.) was de Britse generaal Ross bij ons ingekwartierd. Wij woonden tijdens de oorlog in villa Sonnenhuys tegenover de kerk, waar nu supermarkt Jumbo is gelegen. 

De laatste dag van november kreeg hij bezoek van opperbevelhebber Eisenhower. In ons huis is toen een stafvergadering gehouden en daarna hebben ze in de salon gegeten. Mijn moeder had met ons tafelzilver, ons tafellaken en onze borden de tafel gedekt. Heel kunstig had ze de tafel versierd met vuurdoorn, zoals alleen mijn moeder dat kon. Wij hadden een vuurdoornhaag tegen ons huis staan en in de herfst kleurden de bessen zo mooi oranje.

Ik zie in mijn gedachten nog het bloemstuk met oranje bessen op de tafel staan. Het eten werd door de eigen keukendienst van Ross gemaakt. De nacht voor het bezoek waren we door de Duitsers beschoten en ons kippenhok was getroffen door een granaat. De kippen die daarbij waren omgekomen werden tijdens het diner opgediend. Verder stonden op het menu oesters en champagne met gepelde druiven er in. Pijnlijke handen had ik van het openen van de oesters. Champagne hadden we wel eens voor de oorlog gehad, maar die gepelde druiven vonden wij ongelooflijk.

Na het diner bezat mijn moeder de tegenwoordigheid van geest om aan de deelnemers een handtekening te vragen voor in het gastenboekje van haar. Zo komt het dat tussen alle afbeeldingen in haar boekje een bladzijde met handtekeningen van de bevelhebbers aan de stafvergadering staat met helemaal bovenaan die van Eisenhower.

Mijn broer en enkele vriendjes wisten tijdens de vergadering stiekem de pet van Eisenhower die in de hal lag, te ontfutselen.

Buiten hebben ze de pet op hun hoofden gezet en foto’s van elkaar gemaakt. Helaas zijn deze door de slechte kwaliteit van het fotopapier mislukt.

Waarover ze hebben vergaderd en wat ze hebben besproken? Ik weet het niet, want daar mochten wij natuurlijk niet bij zijn. Ik herinner me ook nog goed het vertrek van de Duitsers uit Heythuysen. De Duitsers waarschuwden ons dat ze de kerktoren gingen opblazen en dat we de kelder in moesten. Wij wachtten in de kelder gespannen op die knal maar er gebeurde niets. Nu bleek aan de deur van de kerktoren een boobytrap te zitten die één van de Duitsers dodelijk had verwond. Ze zijn toen op de vlucht geslagen, want de Engelsen waren al in aantocht.

 

Daardoor hebben ze ook niet de gelegenheid gehad om de verderop gelegen St. Antoniusmolen op te blazen.

 

Spoedig na het vertrek van de Duitsers doken de Engelse soldaten op. Spontaan en uit blijdschap schonken wij onze armbandjes van vooroorlogse zilveren dubbeltjes aan de bevrijders en we kregen in ruil een knijpkat (zaklantaarn zonder batterij-red.) cadeau. Ik had op school Engels gehad en een broer van mijn moeder woonde in Engeland.

 Voor de oorlog waren we al een paar keer in Engeland geweest, dus we konden prima met de soldaten overweg. De gehele winter 44/45 hebben bij ons Engelse militairen ingekwartierd gezeten. Waarschijnlijk als erkentelijkheid voor deze inkwartiering tref je in het gastenboekje van mijn moeder een schets van een Schotse militair van het kerkplein van Heythuysen aan, getekend vanuit onze villa Sonnenhuys. Jarenlang na de oorlog hebben we rond Kerstmis van een Canadese officier als dank een doos bonbons ontvangen. Ze waren niet te eten, maar schrijf dat maar niet op.

 

Mijn moeder was trouwens een dappere vrouw. In de oorlog heeft ze zich zelfs een keer moeten melden bij de Sicherheitspolizei in Maastricht. Ze had mensen afgeraden om bij de Arbeitseinsatz te gaan werken. Met een berisping is ze weer naar huis gestuurd. Ze was dus verraden en je begrijpt wel dat we een enorme hekel hadden aan de Duitsers en hun helpers.

Je wordt dan heel rechtlijnig in je denken en beoordeelt alles zwart-wit, waar geen plaats is voor grijstinten.

Ik weet nog dat er langs de weg van Heythuysen naar Leveroy op ongeveer de hoogte van klooster De Kreppel een dode jonge Duitse soldaat in een greppel lag. Ik had geen medelijden met hem en vond het zijn verdiende loon. De vijand is de vijand. Maar waarschijnlijk was hij ook maar opgeroepen en had hij deze oorlog ook niet gewild.

Ik had geen oog voor de mens achter deze gesneuvelde soldaat en om dat uiteindelijk te kunnen zien moet je dus zo oud worden als ik.”