VerhalenJohn Hölsgens

Herinneringen zijn onverwoestbaar: Maar vragen over grenzeloos vandalisme blijven

Heythuysen / Midden-Limburg

Een kind verliezen is waarschijnlijk het ergste wat een ouder kan overkomen. Het vergt niet zo veel empathisch vermogen om dat te begrijpen. Maar wat bezielt iemand dan om een gedenkteken, dat de plek van zo’n noodlottige gebeurtenis markeert, te vernielen?

En niet één keer, maar steeds opnieuw. Henny Janssen-Rutten uit Heythuysen lijkt niet te verwachten het antwoord op die vraag ooit nog te krijgen. Toch wil ze haar verhaal delen. Het moet gehoord worden, hoe pijnlijk het ook is.

Hoewel van origine kleuterleidster is Henny nu alweer 35 jaar pedicure. De jaren tachtig waren economisch zwaar en omdat ze moeilijk aan de slag kwam besloot Henny, net getrouwd, om alsnog een oude droom te verwezenlijken. De decaan, die haar na de mavo had afgeraden pedicure te worden, werd alsnog in het ongelijk gesteld.

 

De ‘drive’ die Henny nog steeds bezat bracht haar uiteindelijk haar eigen praktijk, waar ze nog altijd met veel enthousiasme werkt. Het is vooral het sociale aspect, het contact met mensen, dat haar genoegdoening schenkt.

 

Daarnaast is schrijven een passie. ‘Dat moet ik van mijn vader hebben’ meent Henny. ‘Wie schrijft die blijft, zei hij altijd.’ Met haar man Theo kreeg Henny drie kinderen: twee jongens en een meisje. Dochter Anke is inmiddels 36, zoon Marijn een jaar jonger. Zoon Rien zal echter eeuwig 18 blijven.

Storm
‘Een leeftijd waarop kinderen op ontdekkingsreis gaan. Uitgaan, experimenteren, meisjes. Ik had daar ook begrip voor. Maar Rien had wel een krantenwijk, waarvoor hij al vroeg het bed uit moest. Het was een vrijdagavond in januari, twintig jaar geleden. Het stormde en regende, maar Rien wilde uit. Ik vroeg hem of hij wel zou gaan, zeker bij zo’n weer. Ik had eigenlijk gewoon liever niet dat hij ging en dat zei ik hem ook. Maar ja, je kunt zo’n jongen toch ook niet vasthouden? Ik had die avond een video gehuurd die ik per se tot het einde wilde zien, ook toen Theo alvast naar bed ging. Hij voelde zich niet zo lekker. Het werd later en later.
Totdat Theo weer naar beneden kwam stormen. Mijn man was bij de brandweer en zijn pieper ging af. Hij drukte mij dat ding nog in handen, maar ik zat zo in die spannende film, dat ik niet eens op het display keek. Ik maakte bovendien wel vaker mee dat hij zo plots moest uitrukken, zo bijzonder was dat al niet meer. Daarom heb ik de tekst ‘Aanrijding met beknelling’ niet eens gezien.’

 

Deurbel
‘Het was gebeurd op de parallelweg langs de N280. Maar omdat dit onder Horn valt rukte ook de brandweer van Roermond uit en kon de brandweer uit Heythuysen halverwege rechtsomkeer maken. Uiteindelijk kwam Theo dus weer thuis.

Hij ging terug naar bed maar maakte zich toch zorgen en vroeg mij om Rien te bellen. Er werd niet opgenomen. Uiteindelijk ging ik zelf naar boven. Theo was nog wakker en vroeg hoe laat het inmiddels was. Het was half één ‘s nachts.

Ik heb nog een briefje op tafel gelegd om Rien er aan te herinneren dat hij met de zaterdagkranten op pad moest. Omdat de tijd verstreek en Rien maar niet thuis kwam, wilde Theo opstaan en hem gaan zoeken. Maar waar? Hij kon wel in Roermond zijn, of in Weert. Hij hoorde zijn telefoon vast niet. Tussen half drie en kwart voor drie ging de bel van de voordeur.’
 

Ongeloof
‘Theo ging naar beneden en kwam niet terug. Toen het me allemaal wat al te lang begon te duren ging ik er ook uit. Halverwege kwam Theo me in tranen tegemoet. ‘Ga nu niet naar de keuken’  zei hij tegen me. Ik dacht nog dat ze Rien thuis hadden gebracht. Dronken misschien, of dat hij ruzie had gehad. Had hij soms flinke klappen gekregen? Dáár hield ik rekening mee. Dus ik duwde Theo opzij en liep toch de keuken in. Maar daar was alleen de politie.’
‘U kunt hem gaan opzoeken in het mortuarium’ zei één van de agenten even later. Ik ging door de grond. Ik geloofde het gewoon niet. Het kon niet waar zijn. Wat was er gebeurd dan?
Door de storm was een boom omgevallen. De weg was er destijds niet verlicht. Rien is er met zijn brommer tegenaan gereden en heeft daarbij zijn nek gebroken. Dat was wat de technische recherche heeft geconstateerd. Ik heb geroepen, geschreeuwd, ik weet het niet meer. Tot ook de andere kinderen beneden kwamen. Die moet je het dan ook nog vertellen.’

 

Gesloopt
‘Na verloop van tijd hebben we ervoor gezorgd dat er verlichting kwam op die weg. We wilden gewoon niet dat iemand anders daar ooit iets soortgelijks zou overkomen. Daarnaast wilden we er een gedenkteken voor Rien plaatsen. Er kwam een kruis waar we geregeld bloemen legden. Die verdwenen als eerste. Vreemd, maar ja, je weet niet wat er gebeurd is. Vervolgens werd het kruis beklad, op een manier waarbij de verf niet makkelijk te verwijderen was. Het moest van de boom, opgeschuurd worden en opnieuw geplaatst. De derde keer was het kruis helemaal verdwenen.

Daar stond ik dan, met mijn verse bloemen. Kun je het je voorstellen? Marijn en zijn vriendin hebben er, met onze vrienden Ine en Sjra, naar gezocht en zij hebben het uiteindelijk tussen de struiken gevonden. Bewust gesloopt. We hebben het de timmerman voor de derde keer laten opknappen.

Die gaf dit keer schroeven mee waarvan hij zei: ‘Die krijgt niemand ooit losgeschroefd.’ Dat klopte. Maar wat gebeurde toen? Het kruis werd gewoon kapot geslagen. Wie doet zoiets nu? Je verstand staat er toch bij stil..?’

 

Vragen
Is het haat? Wraak? Maar waarvoor dan? Vragen waarover Henny en haar familie zich, bij alle ellende, regelmatig het hoofd hebben gebroken maar waar geen antwoord op komt. Ze kunnen het zich niet voorstellen. Of is het toch gewoon leeghoofdig vandalisme? Kan iemand dan écht zo gevoel- en respectloos zijn? Staat er ooit nog iemand op? Iemand die spijt heeft of die meer weet? Henny weet het ook niet. ‘Rien was een gewone 18-jarige jongen. Hij hield van chillen met z’n vrienden op een zolderkamer. Nou, liever dat dan wat op straat hangen! En hij was trouw aan zijn krantenwijkje en had nog een ander baantje, terwijl hij gewoon op school zat. Nu,na twintig jaar  lagen er weer bloemen bij zijn graf, afkomstig van vrienden van school. Dat vond ik écht geweldig…

 

Daar, bij het graf van Rien is Henny minsten één keer per week. Op de plaats van het ongeluk ging ze voorheen eens per maand bloemen verversen. Nu twijfelen zij en haar man of ze nog één keer een poging zullen doen om een gedenkteken ter plaatse in ere te herstellen. Het zal dan in ieder geval op de één of andere manier ‘vandalismeproof’ moeten zijn. Want het grootste leed dat een moeder kan overkomen heeft ze al ondergaan. Maar om steeds opnieuw door zinloze vernieling ermee geconfronteerd te moeten worden, is niet de wijze waarop ze verder wil.

Ik heb momenten dat ik er goed over kan praten, net zoals nu. Dat heb ik gelukkig dan ook vaker gedaan. Niet altijd zonder tranen, uiteraard. Zo is het vreemd om me te realiseren dat Rien er inmiddels langer niet meer is, dan dat hij bij ons is geweest.’

Maar dat feit onderstreept tegelijkertijd dat hij in ieder geval niet vergeten wordt. En daarmee, dat de herinnering aan Rien onverwoestbaar is. Daar kan niemand aankomen.