VerhalenJan Kessels

Het verhaal van een kanaal Het Kanaal Wessem Nederweert

Nederland telt ruim 1200 grotere en kleinere kanalen en vaarten waarvan zo’n zeshonderd bevaarbaar zijn. Friesland spant de kroon met zo’n 150 kanalen terwijl Limburg helemaal onderaan de ladder staat met slechts 1% van het totaal aantal kanalen in Nederland. 

Niet onlogisch gezien de aanwezigheid van de Maas die over een lengte van 160 kilometer van zuid naar noord door Limburg stroomt en eeuwenlang de hoofdverkeersader was voor het goederenvervoer van zuid naar noord in Nederland. 

Pas in de twintiger jaren van de vorige eeuw werden de kronkelige lijnen van de meanderende Maas in het Limburgse landschap afgewisseld met kaarsrechte kanalen. Daar waar de Maas tussen Maastricht en Maasbracht slecht bevaarbaar is zorgt het Julianakanaal voor een bevaarbaar alternatief en de route door het Lateraalkanaal tussen Heel en Buggenum levert tijdwinst op omdat de schepen de lus langs Roermond kunnen mijden en slechts één sluis hoeven te passeren. Het Julianakanaal is gereed gekomen in 1934 en officieel geopend op 16 september 1935 terwijl het Lateraalkanaal pas in 1972 is geopend.

 

 

Maar nog voordat het eerste schip door het Julianakanaal voer en over de aanleg van het Lateraalkanaal zelfs nog niet werd nagedacht was er al het Kanaal Wessem-Nederweert. Het ruim zestien kilometer lange kanaal begint bij Wessem in de gemeente Maasgouw. Vervolgens doorkruist het kanaal van oost naar west de gemeente Leudal en eindigt in de gemeente Nederweert waar het de Zuid-Willemsvaart en de Noordervaart verbindt met de Maas. 

De officiële openstelling was op 2 april 1928, ruim zeven jaar voor de opening van het Julianakanaal. De officiële opening van het kanaal Wessem Nederweert zorgde nauwelijks voor beroering in de Nederlandse pers. 

Zelfs Het Limburgsch Dagblad van 2 april 1928 hield het bij een éénregelig bericht: In tegenwoordigheid van enkele ingenieurs en opzichters van den Rijkswaterstaat werd hedenmorgen zonder eenige plechtigheid het kanaal Wessem-Nedêrweert voor de scheepvaart opengesteld.

 

Alleen een Roermondse correspondent van het Algemeen Dagblad wist er nog min of meer een beeldend verslag van te maken. … 

Het was er zo koud onderweg, toen wij naar de sluis in Panheel toerden. Hier zou dan wel de feestelijkheid plaats hebben, dachten wij. Er was echter niets bekend waar of hoe alles zou geschieden. Aan de sluis in Panheel stonden een paar menschen te kijken, dus er zou allicht wat te doen zijn? Het zag er echter ook al zo koud uit. 

Maar eindelijk in de verte een vlaggetje en dichterbij zagen wij al meer wimpels en waarachtig, bij de sluis lag een mooi gepavoiseerde boot, de eerste die door het kanaal ging.

Omstreeks half tien dan werd de ‘Zorg en Vlijt’ geladen met kolen van de Staatsmijn ‘Emma’ geschut in tegenwoordigheid van… ja, een paar ingenieurs welke er anders ook zijn en een paar nieuwsgierigen. Toen kwam wat later een stoombootje met enkele dundoekjes en een groote aak met het rood-wit-blauw in de top en toen was het eigenlijk afgelopen.” 

 

Geen koninklijk bezoek of aandacht van andere hoogwaardigheidsbekleders dus voor de opening zoals enkele jaren later bij de opening van het Julianakanaal wel het geval was.    

 

De noodzaak, of beter gezegd het belang van een waterweg vanuit het noorden naar het zuiden bestond al sinds de zeventiende eeuw toen Amsterdam en toen nog in mindere mate ook Rotterdam zich ontwikkelden als spil in de wereldhandel. Het vervoer van de goederen naar het zuiden stokte bij ’s-Hertogenbosch omdat vandaar geen geschikte vaarweg richting zuiden meer was. De Maas was in die tijd, zeker in droge perioden, niet of nauwelijks bevaarbaar. Door allerlei oorzaken is de aanleg van die geschikte waterweg vanuit het noorden naar het zuiden lang uitgebleven. Tot begin negentiende eeuw toen, aangespoord door koning Willem I, de Zuid-Willemsvaart werd gegraven. 

 

Uiteindelijk leidden afspraken tussen Nederland en België over de onttrekking van oppervlaktewater ertoe dat niet alleen het Julianakanaal werd gegraven maar ook het Kanaal Wessem-Nederweert. 

Het lijkt met nauwelijks zestien kilometer een kort kanaal, maar het leverde destijds, maar ook nu nog een enorme tijdwinst op. Beladen met steenkool uit het zuiden konden de schepen via het kanaal Wessem-Nederweert en de Zuid-Willemsvaart zo maar honderd kilometer afsteken richting Brabant en de Randstad. 

 

De sluis Hulsen bij Nederweert die de Noordervaart afsluit van het Kanaal Wessem-Nederweert buiten beschouwing gelaten heeft het kanaal maar een sluis, de Sluis van Panheel met een verval van bijna acht meter, het op twee na hoogste verval in Nederland. In werkelijkheid bestaat de sluis van Panheel uit twee sluizen, de oude sluis gebouwd tussen 1925 en 1928 en de nieuwe sluis ernaast gebouwd tussen 1986 en 1992. De oude sluis wordt vooral gebruikt voor de pleziervaart terwijl de nieuwe sluis die ruim vijf meter breder is vooral de beroepsvaart bedient. 
De oude sluis is uniek voor Nederland. Naast de oude sluis liggen zichtbaar twee spaarbekkens en twee andere bassins zijn in de betonnen sluiswand uitgespaard, onzichtbaar vanaf de buitenkant, waardoor in tijden van waterschaarste tot 60 procent van het schutwater bespaard kan worden. De werking ervan berust op het principe van de communicerende vaten.

 

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog is rond de sluis felle strijd geleverd tussen Britse en Duitse troepen. Op 14 november 1944 werd de sluis heroverd op de Duitsers, waarna de gemeente Heel en Panheel bevrijd kon worden. Ter herinnering hieraan is bij de sluis een plaquette aangebracht.