Bij toeval zapte ik op een maandagavond naar ‘Kleuters tegen kwalen’ op NPO1. Gefascineerd zag ik hoe 4-jarige kinderen opnieuw kleur brachten in het ingedutte leven van negen bejaarde bewoners van een zorghotel in Zelhem, een plaatsje in de Achterhoek. Die bewoners, allen op hoge leeftijd, beleven een moeizame levensfase, voelen zich eenzaam en lijden aan depressiviteit.
Het effect van onbevangen kleuters op de ouderen is verbluffend. Ze leven helemaal op.
Wat mij hier intrigeert, is dat de oplossing tegen vereenzaming gewoon naast de deur wordt gevonden. Heel simpel dankzij spontane kleuters.
Georganiseerde zorg voor ouderen is de laatste decennia op een heel complexe manier vorm gegeven. We zijn allemaal, graag of niet, schakeltjes in de ‘participatiemaatschappij’ en mogen ons steentje bijdragen, terwijl gemeentes goedbedoeld aan de keukentafel puzzelen naar juiste zorg op de juiste plaats. Toch zijn we in het woud van regels het spoor bijster geraakt. Vuistdikke rapporten wijzen ons namelijk niet de weg, maar sturen ons het bos in. Ondertussen lopen onbezoldigde vrijwilligers zich het vuur uit de sloffen en werken beroepskrachten gefrustreerd met de stopwatch in de hand. De kans dat je op je ouwe dag wegkwijnt in een ‘zorghotel’ of iets dergelijks blijft levensgroot aanwezig.
Alleen al de naam: zorghotel. Het klinkt als een luxueus vakantieverblijf waar je fluitend je laatste dagen mag slijten.
Ondanks alle goede bedoelingen schiet de maatschappij -wij dus- tekort en kunnen ook kinderen en kleinkinderen (wanneer ze er al zijn) niet altijd geven waaraan pa/ma of opa/oma zo erg behoefte hebben: voldoende pretentieloze, warme aandacht. Maar gelukkig de oudere met 4-jarige kleuters in de buurt! Het scheelt een heleboel wanneer zij over de drempel komen. Ouderenzorg, zoveel is wel duidelijk, hoort thuis in het hart van onze maatschappij en niet te worden weggestopt ergens in het groen. En met alleen meer geld en het optuigen van regeltjes komen we er niet.
Er is een brede mentaliteitsomslag nodig.
De menselijke maat hoort weer de smeerolie in de zorg te zijn. Werkelijke aandacht kan niet gekocht worden, die wordt gegeven. Misschien moeten we het kind in ons terugvinden. Status en prestige opzij schuiven. Tijd vinden om te luisteren, de fantasie de vrije loop laten en weer het gras leren ruiken.
Het programma ‘Kleuters tegen kwalen’ bracht bij mij een oude herinnering naar boven. Als jonge twintiger kwam ik elke maand bij mevrouw Trudie over de vloer. Trudie was al lange tijd weduwe en had alleen AOW om van rond te komen. Haar woonkamer was de spiegel van haar ziel: grauw, vergeeld, nergens vreugdevol. Met haar drie kinderen had zij al jarenlang geen contact meer; een onnozel akkefietje was helemaal uit de hand gelopen en trots voerde bij alle partijen -meer dan gezond verstand- de boventoon.
Extra pijnlijk was dat ook de kleinkinderen uit het zicht werden gehouden. Maand na maand verstreek zonder dat een spoor van een glimlach om Trudie’s lippen verscheen. Totdat op zeker moment de voordeur met een uitnodigende zwaai voor me werd geopend. Er stond een hele andere Trudie. Ze stak meteen gloedvol van wal:
“Ik heb post gekregen van mijn kleindochter Nathalie. Ze is pas 12 jaar geworden en heeft me een brief geschreven!”
Op een afgesleten tafelkleedje lag een geopende envelop. Een stralende oma liet me de brief van haar kleindochter zien. Het meisje had een bladzijde uit een schrift gescheurd en daarop een groot hart getekend. Midden in het hart stond in sierlijke blokletters: “Ik mis je zo oma, mag ik gauw bij je op bezoek komen?” Kinderen dragen de sleutel van een gelukskluisje. Oma Trudie ontdekte dat 50 jaar geleden. In Zelhem weten ze het nu.