ColumnsBen Ubachs

Column: Buren door Ben Ubachs

Midden-Limburg

Mijn overbuurvrouw Maddy met wie ik af en toe een praatje maak, weet vaak de spijker op de kop te slaan. Onverstoorbaar en gortdroog stuurde zij me laatst een appje met de tekst “Buren is een werkwoord.” Binnen het appartementengebouw waar zij woont, ontstaat namelijk met regelmaat  rumoer wanneer een eigengereide eigenaar solistisch te werk gaat en een koers wil varen die anderen tegen de haren instrijkt.  Van gedegen vooroverleg is geen enkele sprake met als gevolg een hoop gekrakeel tussen de muren. Bekend is dat binnen veel appartementsgebouwen meningen nogal eens verschillen en dat een ingelaste vergadering van de gezamenlijke eigenaren de lucht moet klaren. Dat een goede buur beter is dan een verre vriend weten we allemaal maar hiernaar handelen in ons dagelijks doen en laten is een ander verhaal. ‘Good naobersjap’ komt niet uit de lucht vallen en Maddy vatte het op haar manier krachtig samen: “Buren is een werkwoord.”

Verdraagzaamheid lijkt een begrip uit vervlogen tijden. Het zal wel aan mij liggen, maar ik krijg steeds meer het gevoel dat we in een snelkookpan leven en dat er niet heel veel meer nodig is om de boel te laten overkoken. ‘Good naobersjap’ tussen landen is soms heel ver te zoeken en niemand krijgt grip op de situatie wanneer buurlanden elkaar in de haren vliegen. Hoe gezaghebbend is een orgaan als de VN-veiligheidsraad, wanneer een schurkenstaat als de Russische Federatie haar veto kan uitspreken over haar eigen brute schending van de Oekraïense soevereiniteit. Alle humaniteit heeft de Russische beer aan de kant gezet door bij het Slavische broedervolk ongestraft te moorden en te verkrachten. Het Internationaal Gerechtshof beschikt inmiddels over stapels onweerlegbare dossiers  maar acteert als een ‘lame duck’ die krachteloos en vruchteloos achter de Russische boevenbende aan fladdert.  En de grootste boef van allemaal, Vladimir Poetin, chanteert zonder met de ogen te knipperen de wereld door dreigend de vinger aan de nucleaire knop te houden. 

Vredig naast elkaar samenleven lijkt ook in het Midden-Oosten bijna utopisch. Waar we van oudsher begrip hadden voor Israël, dat na WO-II een eigen staat heeft bevochten, heeft dit begrip een flinke knauw gekregen. De nederzettingenpolitiek op de Westbank en de al tientallen jaren durende uitzichtloze situatie in de Palestijnse vluchtelingenkampen zijn hier mede debet aan. Nadat Israël hardhandig heeft huisgehouden in de Gazastrook als reactie op de verschrikkelijke moordpartij door Hamas op 7 oktober verleden jaar, kalfde westers begrip verder af nadat in Gaza vele duizenden onschuldige burgers geslachtofferd werden. De grote vraag is of partijen elkaar zullen vinden en voorwaarden weten te scheppen voor onderling begrip zodat voor iedereen een leefbare samenleving ontstaat. Dat is een hels karwei en een klus van Bijbelse proporties, zeker wanneer de lont in het kruitvat wordt ontstoken en landen in het Midden-Oosten, Iran en Israël voorop, over elkaar heen gaan buitelen.

Buren is een werkwoord, aldus overbuurvrouw Maddy. Briljant gevonden en het geldt zowel micro als macro. 

Een goede buur komt niet vanzelf.  Je kunt er natuurlijk geluk of pech mee hebben, maar zelf ben je óók speler in een treur- of blijspel. 

Met plaatsvervangende schaamte kijk ik wel eens op t.v. naar de rijdende rechter. Het is nauwelijks te bevatten met welk fanatisme buren elkaar naar het leven staan om een schutting die een paar centimeters op het verkeerde perceel staat. Het is vaak de pietluttigheid ten top die maar weer eens duidelijk maakt hoe armetierig en klein we kunnen zijn zodra de buurman of buurvrouw  iets doet wat niet in ons straatje past. Dat zijn zelden of nooit zaken van levensbelang, maar meestal geneuzel op de vierkante millimeter. Dat valt uit te praten. “Uit te buren” om Maddy te citeren.

Ben Ubachs

Ben Ubachs werd geboren in Maastricht. Hij was journalist, ondernemer en is nu freelance schrijver. Sinds 2013 woont hij in Baexem. Daar kijkt hij met af en toe gefronste wenkbrauwen om zich heen. Mild en humorvol, af en toe ook wat scherper, legt hij in HALLO Magazine zijn indrukken vast en houdt de lezers een spiegel voor. Feiten en fictie vullen elkaar daarbij naadloos aan.