Het is inmiddels al wat jaartjes geleden dat ik, figuurlijk gesproken, mijn stofjas definitief kon weghangen. Na je pensionering worden een aantal dingen overbodig en dienen ze nergens meer toe. Hooguit veroorzaken ze een nostalgische oprisping die snel weer wegebt zodra de herinnering aan bakken werkstress komt bovendrijven. Maar tóch miste ik die spanning van het werk de eerste tijd na mijn pensionering. Feitelijk een volkomen tegengestelde reactie dan ik verwachtte. Niksen bleek in die beginperiode nog lang geen ‘il dolce far niente’ zoals de Italianen het zo mooi zeggen. Het beruchte zwarte gat kwam akelig dichtbij. Niksen kun je echter leren en inmiddels ben ik een behoorlijk gevorderde leerling.
Met des te meer respect kijk ik naar al die vrijwilligers in onze regio die zich het vuur uit de sloffen lopen om voor anderen het leven draaglijker te maken, het verenigingsleven aan de gang te houden of zich, vaak achter de schermen, anderszins maatschappelijk nuttig te maken. Bij de introductie van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in 2015 kon niemand bevroeden hoe snel de wereld van de zorg zou kantelen en hoe hard het belang van vrijwilligers zou toenemen. Het overhevelen van zorgtaken van overheid naar de gemeente, werd geen onverdeeld succes. Zie bijvoorbeeld de jeugdzorg. Algemeen gesproken staan de bejubelde marktwerking en privatisering ter discussie. Wachtlijsten voor opname in een zorginstelling of voor medische behandelingen zijn schier oneindig en de druk op mantelzorgers neemt maar toe. Tel uit je winst.
Dat laatste doen in elk geval slimme zorgondernemers. In de medische hulpmiddelenindustrie, bij detachering van zorgpersoneel of bij het exploiteren van riante verzorgingstehuizen voor de happy few komen bakken geld binnen. Hoewel in de zorg de jaarlijkse mantra klinkt dat de uitgaven onbeheersbaar worden, blijven de winsten van deze zorgondernemers torenhoog en dan heten ze nog geen Sywertje van Lienden die er helemaal een potje van maakte. Zet voor mijn part al die geldwolven aan de kant en zoek een weg om overwinsten terug te laten vloeien naar de zorg. Geef mij 1000 x liever de warme betrokkenheid van de vrijwilliger en mantelzorger boven deze patsers met dollartekens in de ogen die overal een slaatje uit weten te slaan.
Neen, dan maar liever niksen. Op jonge leeftijd werd ons te verstaan gegeven dat ‘ledigheid des duivels oorkussen is’. Inmiddels zijn we wat losser in de leer en dat voelt toch gerieflijker. Elk dag loop ik een blokje om en steevast kom ik Sjaak tegen die met een zachte bezem het trottoir voor zijn huis een aai geeft. Sjaak heeft het niksen tot kunst verheven want zijn bezem ziet er na jaren nog fonkelnieuw uit. Sjaak houdt helemaal niet van werken maar maakt o zo graag een praatje. De bezem functioneert als een soort trait-d’union tussen hem en een potentiële gesprekspartner. Zijn bezem gebruikt hij als een soort toverstok om de eigen lethargie te doorbreken. Menige passant maakt een onbeduidend, vlak praatje met Sjaak die zichtbaar bij alle prietpraat opleeft. Niksen als ultieme bezigheid voor een vruchtbare dag. Sjaak is er gelukkig mee.
Thuis heb ik een keer geprobeerd Sjaak na te doen. Nu woon ik in een appartement, dus het trottoir vegen viel af. Ik besloot de was op mijn gemak creatief te gaan vouwen. Ik maakte telkens wisselende stapeltjes; eerst kleur bij kleur, vervolgens klein bij klein en groot bij groot, toen katoen bij katoen, linnen bij linnen en ga zo maar door. Bij thuiskomst vroeg mijn betere helft of ik niks beters te doen had. Ik kreeg subiet een emmer met zeepsop en zeemleren lap onder mijn neus geduwd. Het werd verplicht ramenwassen. Ik benijdde Sjaak. Die stond nu, leunend op zijn bezem, gezellig nergens over te ouwehoeren.