Nu Mark Rutte zijn laatste konijn uit de hoge hoed heeft getoverd door volkomen onverwacht in de Tweede Kamer zijn vertrek aan te kondigen, gaan we een spannende tijd tegemoet. Hoewel het landelijke politieke gekrakeel Midden Limburg in directe zin weinig zal beroeren, heeft het Haagse gekissebis wel degelijk ook invloed op de gang van zaken in het mooie land van Mooder Maas. Onder meer de stagnatie in de woningbouw en de onduidelijkheid voor de landbouwsector laat ook onze provincie zeker niet onberoerd. Bovendien drukt de PFAS-affaire zijn stempel op tal van infrastructurele projecten, waarbij voor onze eigen omgeving de vertraging rond de reconstructie van de N280 tot nadenken stemt.
Het is inmiddels bijna 10 jaar geleden dat Provinciale Staten de zeer omstreden beslissing namen om deze drukke provinciale weg tegen Baexem aan te laten schurken. Ik zou me kunnen voorstellen dat met de huidige stikstofproblematiek de opoffering van landbouwareaal dankzij een ruimhartige compensatieregeling nu veel minder pijn doet dan 10 jaar geleden. Bovendien zorgt, gegeven de toenemende verkeersintensiteit, de aanleg van de weg verderaf van Baexem voor een beduidend betere doorstroming en wordt aldus voor betrokken partijen veel aantrekkelijker. Een historische blunder kan daarmee worden voorkomen. Advies aan de voorstanders indertijd van de varianten 5 of 6: actie, want argumenten zijn er zat.
Het politieke steekspel is op alle niveaus verworden tot verbale krachtpatserij waarbij stoten onder de gordel niet worden geschuwd. Oneliners zijn bij onze volksvertegenwoordigers populairder dan discussie op basis van inhoud. Kwaliteit moet wijken voor de makkelijke score bij Jan Publiek. Daarbij komt dat uitholling van doodgewone fatsoensnormen en openlijke, botte agressie het politieke ambt niet ongemoeid laten. Je moet tegenwoordig uit bijzonder hout zijn gesneden om politicus te willen worden en je vrijwillig bloot te stellen aan deze tantaluskwelling. De leegloop van fractievoorzitters spreekt in dit kader boekdelen.
Dat brengt mij tot de hamvraag. Wanneer wordt er eindelijk een grens getrokken zodat onfatsoenlijk, maatschappelijk onverantwoord gedrag meteen de kop wordt ingedrukt?
Het is een open deur om te stellen dat in de loop der jaren de omgangsvormen nogal losjes zijn geworden. Dat in de zestiger jaren van de vorige eeuw hard en goed tegen Heiligenhuisjes is aangetrapt, vind ik nog altijd prima. Een te autoritaire maatschappij is verwerpelijk en doet geen recht aan de vrijheid van het individu. We leven gelukkig in een land met een open democratie en niet in een schurkenstaat. Russische toestanden kunnen we hier missen als kiespijn.
Maar democratische vrijheden zijn geen vrijbrief voor hufterig gedrag.
Allesbehalve. Deze vrijheden verplichten tot een continue bewaking ervan. Hufters die goedwillende mensen het leven zuur maken mogen wat mij betreft een enkeltje Moskou krijgen. Misschien zou een herwaardering van publieke functies niet verkeerd zijn; een minister hoeft natuurlijk als voorbeeld niet meer te worden aangesproken met ‘excellentie’ maar enig respect voor de functie en een zekere afstand mag er toch wel zijn. Het gejij en gejou loopt af en toe behoorlijk de spuigaten uit; toegankelijkheid is prijzenswaardig maar de excellentie is nog altijd niet onze buurman of buurvrouw.
Natuurlijk verandert de tijd. Onderlinge afstanden verschrompelen. Zelfs de koning gedraagt zich als een tamelijk normale Nederlander ook al zal hij dat nooit worden. Hij is sinds Thorbecke’s herziening van de grondwet in 1848 dan wel speciale voorrechten, met een mooi woord prerogatieven genoemd, kwijt maar belasting betalen hoeft hij nog steeds niet. Dat moeten wij helaas wel. Maar wij hebben wél het ultieme voorrecht om in een democratisch land te blijven werken aan een vrije, leefbare samenleving. Wij genieten als het ware een vrijheid van koninklijke allure. Die vrijheid mag beschouwd worden als het allergrootste, maar nooit vanzelfsprekende, prerogatief.