Mijn vriend Jan is plotseling getroffen door een herseninfarct. Dat kan natuurlijk gebeuren want het leven kent óók onplezierige verrassingen. Wat hier vragen oproept, zijn de Houdini-achtige taferelen en het onvervalste Pontius Pilatus-gedrag achteraf van de controlerende medische dienst. Gedrag waaruit valt af te leiden dat de menselijke maat soms ondergesneeuwd raakt aan het systeem.
Volkomen onverwacht kreeg Jan na zijn infarct, op dat moment nog volop bezig met het verwerken van wat hem was overkomen, een telefoontje van een omhoog gevallen dame van de betreffende medische dienst. Ze wilde hem even telefonisch verduidelijken dat er volledig binnen de lijntjes was gekleurd. Vragen waren er bij Jan namelijk te over. De richtlijnen waren, aldus de dame, in zijn geval correct toegepast. Helaas voor hem was het proces een beetje ongelukkig uitgevallen. De kans op een gevaarlijke bloedstolling was volgens de richtlijnen minder dan 10% en ‘men’ vond dat een acceptabel percentage. Onnodig dus om beschermende spuitjes te zetten hoewel zijn stollingswaarde al wekenlang om de gevarengrens heen fluctueerde. Jan mocht van de dame aannemen dat hij gewoon erge pech had gehad. Feitelijk een gevalletje van jammer maar helaas. De richtlijnen zeiden dat ‘het’ goed was, maar Jan mist nu aan één zijde zijn gezichtsvermogen.
De voorgeschiedenis: Jan wordt al ruim 20 jaar gemonitord op de stollingswaarde van zijn bloed. Na een medicatiewijziging een tijdje terug begon deze waarde oncontroleerbaar te dalen richting de voor hem gevaarlijke 1.0, waarbij de kans op trombosevorming sterk toeneemt. Zowel hij als zijn vrouw hadden bij herhaling aangeklopt met de vraag of gezien het risico hier niets aan moest worden gedaan. Wat volgde waren geruststellende woorden dat alles binnen de normen viel. Ondanks die normen kreeg Jan begin deze maand een loepzuiver herseninfarct en ziet hij nagenoeg niets meer met het linkeroog. Herstel van het volledige gezichtsvermogen is niet waarschijnlijk. Jan zal moeten leren omgaan met zijn beperking.
Toen ik het verhaal hoorde, heb ik me gruwelijk geërgerd over de manier waarop gedraaid en gekonkeld werd om het eigen paadje schoon te vegen. Ik vind het onbestaanbaar dat enige empathie in zo’n situatie ontbreekt en dat op een klunzige, om niet te zeggen horkerige manier wordt gecommuniceerd om de eigen handelswijze te verdedigen door te wijzen op richtlijnen die ooit zijn vastgesteld. Richtlijnen horen kaders aan te geven, niet meer dan dat. Vakkennis en inschattingsvermogen moeten richtlijnen kunnen overstijgen als de nood aan de man is.
Het ongelukkige voorval dat Jan is overkomen, illustreert in zekere zin de manier waarop we momenteel binnen onze maatschappij met elkaar omgaan. Voor alles hebben we een apart laatje, alleen ziet niemand de samenhang. En we hangen van protocollen, reglementen, richtlijnen en allerlei wetten en wetjes aan mekaar. Buiten de regeltjes om durven we nog geen boertje meer te laten, bang om storm te zaaien. Over elk flets scheetje moet gerapporteerd worden en vooral moet het ontsnapte windje worden geregistreerd in het dossier. Zorgen voor rugdekking wordt belangrijker geacht dan hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. In onze afrekencultuur overschreeuwen grote monden het zinvolle debat. Zo ouwehoeren we ons steeds dieper het moeras in en durven niet meer adequaat in te grijpen.
Groot respect heb ik voor de mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. Ze werken zich dag en nacht uit de naad. Aan goede wil en liefdevolle inzet ontbreekt het deze werkers in het veld nooit. In dit licht bezien ontbreekt daarom bij mij elk begrip voor de wijze waarop Jan werd benaderd door een of andere lompe tante, ietsjes hoger in de pikorde, die waarschijnlijk nattigheid vreesde. Zij en haar soortgenoten moeten nooit vergeten dat regels en richtlijnen allesbehalve heilig zijn. Het is en blijft de mens die centraal staat.