Laatst vertelde iemand me dat hij op doktersadvies op vrijdagmiddag een uur moet strijken om op die manier van z’n drukke baan af te schakelen en het weekend in te glijden. Voor mij is het bereiden van stoofgerechten de beste manier om helemaal tot rust te komen. Aangezien ik meestal niet op vrijdagmiddag werk, is dat al jarenlang mijn vaste stoofmiddag. Als ik een stoofgerecht aan het maken ben, kom ik in een soort verlichte staat waar de gemiddelde Tibetaanse monnik alleen maar jaloers op kan zijn. Al bij het fijnhakken van de knoflook komt er een vriendelijke rust over me heen en tegen de tijd dat de rundvleesfond en de bordeaux zijn toegevoegd is het in mijn hoofd volledig vredig. Natuurlijk brengt een nieuw recept spanning met zich mee, maar door de jaren heen heb ik geleerd dat het met een beetje geduld altijd wel goed komt. Stoven is een vorm van meditatie. Adem in, adem uit, stoof!
Stoven is in de tijd en het recept geloven. Het enige wat je nodig hebt is een goede stoofpan, vertrouwen in het recept en voldoende tijd. En natuurlijk de kruiden en specerijen. Zonder tijm, laurierblad, kruidnagel en rozemarijn ben je immers nergens. Nu ik door corona het grootste deel van de week thuiswerk, heb ik de kunst van het stoven tot in grote perfectie weten door te ontwikkelen. Tijdens de koffie om tien uur, snipper ik de groenten, meng ik de kruiden en haal ik het vlees uit de marinade. Na de ochtendpauze staat er een Creusetpan gevuld op het kleinste pitje en ruikt het huis al naar de belofte van een heerlijk boeuf bourguignon. Ik ben weer helemaal zen en klaar voor het volgende digitale college of de volgende online vergadering. Tegen de avond, een uurtje voor de voetbaltraining van zoonlief ben ik klaar met werken en kan ik in alle rust de rest van het eten afmaken. Geen stress door flinterdunne minute lapjes die taai worden, gehaktballen die aanbranden en of vegetarische burgers die uit elkaar vallen. Allemaal stress die een stover bespaard blijft.
Mijn kinderen en liefje zijn wel een beetje uitgestoofd volgens mij, hoe culinair en overheerlijk mijn gerechten ook zijn.
Als ik net weer een lading verse ijsblokjes op de deksel van mijn doufeu leg om de condensatie extra op gang te brengen en het vlees nog malser te maken, hoor ik mijn dochter zachtjes zuchten. ‘Wanneer eten we weer eens gewoon een kippenpoot, of lasagne met vegetarisch gehakt?’ Maar ze vergeet natuurlijk dat stoven voor mij een vorm van meditatie is die me helemaal rustig maakt.
Natuurlijk probeer ik mijn familie tegemoet te komen door dagelijks te variëren. De ene dag is het een traditionele ossobuco alla Milanese met risotto, de andere dag een Indonesische rendang met gekookte rijst of een sukadelap op grootmoeders wijze. Natuurlijk draai ik mijn hand niet om voor een pan Hongaarse goulash, een vegetarische Ital stew (Rastafaristijl), een Antilliaanse stobá di karni met rijst en bonen en een lekker stuk funchi, een eenvoudige coq au vin blanc met dragon of een Poolse bigos, maar mijn voorkeur gaat uit naar gerechten die écht lang moeten stoven, bijvoorbeeld een ossenstaartstoofpot met truffelaardappelpuree of Iers stoofvlees met Guinness. Daar heb je de hele dag plezier van, want het hele huis ruikt dan heerlijk.
De kerstvakantie zit er aan te komen met een Kerst waarbij we waarschijnlijk thuis zullen moeten eten. Ik dacht zelf aan een Peruaanse huatia met verse koriander en een beetje munt. Zeker als je de gedroogde pepers een dag in witte wijn laat weken en een flinke venkelknol laat meetrekken in de groentebouillon die je als basis gebruikt, is dat echt een stoofgerecht naar mijn hart. Maar helaas, de kinderen waren tijdens het familieoverleg waarin we het kerstmenu gingen samenstellen van mening dat het gewoon eens wat lekkers moest worden. Ze wilden wel weer eens broccoli met gehaktballen in de houten gehaktballenkerstboom en mijn liefje stond aan hun kant. Helaas voor mij. Zelfs het argument dat ik tijdens de drukke kerstdagen voldoende moet kunnen afschakelen en dat stoven een rustgevend effect op me heeft mocht niet baten. ‘Dan strijk je het tafellaken maar na elke gang.’