De Beatles hebben muziek gemaakt waar ik tot op de dag van vandaag geen genoeg van krijg. Het zal voor een deel jeugdsentiment zijn, maar dat is het toch niet alleen. De Fab Four uit Liverpool waren muzikale belhamels die in de 60-er jaren van de vorige eeuw voor een daverende revolutie in de popmuziek zorgden. Tot op de dag van vandaag resoneren hun muzikale vondsten. Immers, wanneer jong en oud ruim 50 jaar nadat zij als band stopten, moeiteloos hun nummers kunnen meezingen, mag gesteld worden dat hun composities geen eendagsvliegen zijn.
De weerstand die het langharige kwartet indertijd bij bezorgde ouders opriep, is allang weggesmolten. Pa en ma gingen uiteindelijk overstag. Met nostalgie herinneren we ons de opgeklopte angst die vaders en moeders hadden voor de verderfelijke invloed die het langharig tuig uit Engeland zou hebben op hun puberale kroost. We zijn echter zonder al te grote brokken te maken opgegroeid tot grote jongens en meisjes die inmiddels elke maand rond de 23e hun AOW krijgen overgemaakt. Want de tijd staat niet stil. Zij vliegt voorbij en glipt ongemerkt door onze vingers. Je zou er bijna melancholisch van worden.
Nog enkele dagen en ik mag 75 kaarsjes uitblazen. Met 75 heb je een leeftijd bereikt waarop je niet alleen maar vooruit kijkt. Het meeste ligt immers achter je en wanneer de herinneringen goed zijn, haal je ze graag naar boven. Het is begrijpelijk dat met leeftijdgenoten veel over vroeger wordt gepraat, maar toch moeten we daarin niet doorschieten.
Altijd maar praten over wat geweest is, plaatst ons buiten de realiteit van vandaag,
om maar te zwijgen over die van morgen en overmorgen. De blik vooruit richten is essentieel in de omgang met jongere generaties, met name met onze kinderen en kleinkinderen. We krijgen nieuwe gespreksstof en onze hersens blijven actief. We doezelen niet weg in de suffe slaap die opkomt bij het steeds maar afdraaien van dezelfde plaat.
Het is voor onze generatie voor de hand liggend om te praten over vroeger. Menigeen haalt moeiteloos de ene na de andere anekdote, al dan niet stevig aangedikt, boven water en trakteert het aanwezige gezelschap tot in het kleinste detail op de vermeende heldendaad uit het grijze verleden. En wanneer het heden aan bod komt, domineert veel te vaak de teruglopende gezondheid het gesprek. Natuurlijk is een gezonde interesse in het wel en wee van mensen om ons heen prima, maar er zijn figuren die bij wijze van spreken high worden om te blijven uitweiden over de ellende van een ander. Wat mij betreft mogen we op dit gebied wel matigen en niet oeverloos blijven doorzaniken over kwalen en kwaaltjes. En een zieke wil niet ondergedompeld worden in allerlei gruwelverhalen die her en der hebben plaatsgevonden; hij hoort liever een goeie mop. Een lach doet wonderen in moeilijke tijden.
Zoals ook de muziek van de Beatles verlichting brengt. Trouwens, zelf liep het illustere viertal ook geregeld tegen problemen en spanningen op. In 1969 zonderde drummer Ringo Starr, het geruzie moe, zich tijdelijk met zijn gezin af op het jacht van zijn vriend, de acteur Peter Sellers (Pink Panther). Op de boot at hij voor het eerst inktvis. Dat inspireerde hem om Octopus’s Garden te componeren. Het was een van de weinige nummers van zijn hand. Waar John, Paul en George grossierden in hits, bleef Ringo achter. Componeren ging bij hem nogal moeizaam. Om Octopus’s Garden goed op band te krijgen, waren er liefst 32 takes nodig. De 83-jarige oud-Beatle kan er inmiddels om lachen. Hij heeft het met zijn zeven kleinkinderen nu veel liever over hun toekomstplannen. Ringo heeft nogal wat om op terug te kijken, maar blikt graag vooruit.