Ik kan mij de aflevering uit de vermaarde Britse comedyserie Fawlty Towers nog goed herinneren. Herinneren is eigenlijk niet nodig, want voor dat soort stukjes heb je nog altijd Youtube. John Cleese als de knettergekke hoteleigenaar Basil Fawtly die een stel Duitse gasten de schrik in het lijf jaagt met zijn vileine uitbeelding van een nazi (Don’t mention the war). Humor is nu eenmaal een manier om het de vijand betaald te zetten. Maar wie durft Vladimir Poetin over dertig jaar in de zeik te nemen?
Want de oorlog in Oekraíne, het openbaart het gruwelijke van de mensheid met de doden in Boetsja, Borodjanka, Marioepol … wie had dit gedacht in deze moderne tijd? En dat terwijl er nog zoveel andere oorlogen op aarde gaande zijn. Wie kijkt er nog om naar Israël, Syrië, Afghanistan? En Jemen? En de Oeigoeren in China? De oorlog in Oekraïne zorgt er echter voor dat we ons het meest bewust zijn van ‘the war’ en dat dit hoe dan ook moet stoppen. Die boodschap hoop ik elke avond via mijn vergrote teletekst met mijn slechte ogen binnen te krijgen.
Maar om dan te zeggen dat ik nooit het boek ‘Oorlog en Vrede’ van Tolstoj moet gaan lezen, gaat nogal ver. De beste man kon er ook niets aan doen dat een 21e-eeuwse tsaar de wereld zo op zijn kop zette. Dat geldt ook voor werken van Poesjkin, Tsjechov, Dostojevskii … en vele anderen. Vroeger moest ik eerlijk gezegd ook niets van Duitsers hebben, maar zij konden er ook niets aan doen dat hun voorouders van die absurd verkeerde gedachten hadden. Nu zie ik hen als onze beste vrienden in Europa, behalve natuurlijk als ze weer een WK-finale van Nederland winnen.
Wij leven in de Zevenenzeventigjarige Vrede. En weten bijna niet beter.
Verhalen over de Tweede Wereldoorlog blijf ik lezen, want zij zorgen ervoor dat onze kijk op de werkelijkheid nooit mag verflauwen. Ik at een dezer dagen in een druk wereldrestaurant en vroeg me af: ‘Beseffen die mensen wel hoe goed zij het hebben?’ Hele schappen vol brocolli, rivierkreeften, pizza’s worden door voortrennende consumenten bestormd. En dat terwijl tachtig jaar geleden in kampen als Auschwitz, Bergen-Belsen, Westerbork niemand iets had. Verhalen waarin een nog levende Anne Frank wordt meegetroond, zijn hoe dan ook de ontroering zelve en zorgen ervoor dat ik diep in mijn hart blijf huilen.
Er zijn natuurlijk mensen die een quasi-romantisch beeld van de oorlog in Nederland hebben. Maar vergeet het maar. Nu leven wij in onze vrijheid, maar voor hetzelfde geld staan morgen de Russen aan onze deur. Of vergelijk het maar eens met het feit dat Weert Nederweert wil inpikken, Nederweert Ospel wil inpikken of Ospel Ospeldijk weer. Al vraag ik me af wat Ospel daar te zoeken heeft. In 1547 en 1566 werd Nederweert (dat toen nog Weert van den Nedersten Eijnde heette) door Weert belegerd in opdracht van de Gravin van Horne. In 1745 kwam het zelfs tot een gewapend conflict. En dat allemaal vanwege een paar turfstekers. In 1864 werd er uiteindelijk een akkoord gesloten over het gebruik van de turfgronden door beide gemeenten.
Een tijdje terug zag ik een klein artikeltje in de krant over het opstappen van de Nederweerter Erfgoedcommissie. En nee, ik heb geen idee wat er speelt. Maar deze mensen hebben fantastisch werk geleverd. Ze hadden getracht het asperges-oorlogsmonument (dit zijn versperringen uit de Tweede Wereldoorlog te buurtschap Hulsen) te behouden, maar vonden hierin hun Waterloo. Wat uiterst jammer is voor de vrijwilligers die in deze tijden van oorlog en vrede nog altijd hun best moeten blijven doen om voor hun kennis, ervaring en begeestering te strijden.
Die kennis moet hoe dan ook op een goede manier beschreven blijven. Ik kan alleen maar hopen dat dit in de Zevenenzeventiggjarige Vrede blijft doorgaan.