De paasdagen zijn weer voorbij en daarmee voor het grootste deel de grauwe tijd van het jaar die ik zo verafschuw. Het feest van de verrijzenis kondigde dat ook aan en is daarmee de belangrijkste christelijke feestdag, al dringt dat niet tot iedereen door die zich normaal gesproken zegt druk te maken over ‘onze cultuur’.
Hele volkstammen denken nog steeds het eerst aan de paashaas. Als je een beetje geluk hebt, heeft men hier en daar nog een haan horen kraaien. Hoe dan ook, de Ikea vaart er wel bij.
En dat terwijl men de laatste jaren, ogenschijnlijk zonder al te veel succes, nog zo hard werkt om het Bijbelverhaal aan de gewone man te brengen. Alles wordt daarbij uit de kast gehaald: er wordt gezeuld met een 250 kilo wegende lichtbak in kruisvorm en zelfs Danny de Munk mocht zich in een oranje gevangenisoverall reeds verdomd alleen voelen op Golgotha. Nadat ook nog Jack van Gelder door zijn postuur de massa moest bijbrengen dat Pontius Pilatus niets met een effectieve body workout te maken heeft, heb ik definitief mijn handen in onschuld gewassen.
‘Oh God, gaat Hölsgens weer elitair doen in zijn columnpje’ hoor ik sommigen denken. Afgezien van het feit dat ik ‘elite’ tegenwoordig als een geuzentitel beschouw, heb ik echter in het geheel niets tegen de verheffing van het volk, dat zou u moeten weten. Het gaat mij om de manier waarop. Dat kan echt anders dan alleen maar met hapklare top 40 brok. Je mag heus wel wat meer moeite doen om de klassieke vormen te begrijpen. Daar wordt niemand slechter van.
Om dit te onderstrepen: er werd bij ons thuis geen jazz gedraaid. Ja, af en toe Dixieland, maar dat is geen jazz. Het was vooral Demis Roussos, Jürgen Marcus en Roger Whittaker wat de klok sloeg. Maar door de boeken (u weet wel) van Jules Deelder, die razend spannend over het genre kan vertellen, werd ik nieuwsgierig naar jazz. En dus ging ik luisteren, zo kan dat gaan.
Wat mij brengt bij Bach. Vorige maand was ik voor het eerst van mijn leven in het Amsterdamse Concertgebouw. Echt klassiek geschoold ben ik dus ook niet. Maar mijn lief, die conservatorium heeft gedaan en nu zelf zangles geeft, deed met twee van haar leerlingen mee aan de uitvoering van de Matthäus Passion. Ik werd drie uur lang compleet omver geblazen. Niet alleen door het prachtige gebouw, maar vooral door een schitterende uitvoering van het meesterwerk, verzorgd door het Toonkunstkoor Amsterdam, het Nieuw Amsterdams Kinderkoor, het Concertgebouw Kamerorkest en een aantal topsolisten.
En ja, er werd ook meegezongen door het Zing- en beleefkoor waarmee mijn vriendin, haar leerlingen en een bus vol andere Limburgse vocalisten wekenlang hadden gerepeteerd, gedurende een aantal zondagen in de Roermondse ECI. Het ging daarbij om een deel van de koralen, die in totaal slechts een kwartier van het geheel besloegen. Dat was ingewikkeld genoeg en voor de rest hield iedereen in de zaal die niet kon zingen z’n mond. Dat zouden trouwens meer mensen moeten doen. Niettemin vond de koppenmaker van het Dagblad het nodig de barterm ‘karaoke’ uit de hoge hoed te toveren. Dan heb je er dus óf geen barst van begrepen, óf het is weer een mislukte poging om een verder goed artikel ook aantrekkelijk te maken voor de koppensneller die aan het doorbladeren is naar de sportpagina.
Maar met een cafésport had het niets te maken, wat er in Amsterdam gebeurde. Dit was klasse, een wonderschoon eerbetoon aan de kracht van het paasverhaal. Uitgevoerd door pure professionals, maar open voor iedereen. Ik heb er zelf 46 jaar over gedaan om de volle pracht ervan te ontdekken, maar ik gun iedereen een eerdere kennismaking.
U mag wat mij betreft ook beginnen met de Passiespelen in Tegelen, niks mis mee. Maar laten we in vredesnaam ophouden met die plastic paasviering, met van modulatie overlopend gegalm en wéér een opengetrokken blik soapsterren en quizpresentatoren. Over smaak valt namelijk wel degelijk te twisten en dit hoort écht alleen maar in een kroeg thuis.