Ik herinner mij van de Aardrijkskundelessen op Mavo Leudal nog de boterberg en de melkplas. Er schijnt ook een wijnzee te bestaan maar die beschouw ik persoonlijk als minder problematisch.
Enkele jaren later ontstond er zelfs een varkensgletsjer. Varkensvlees bracht, als gevolg van overproductie en gestegen kosten van veevoer, weinig op. En dus werden varkens massaal ingevroren.
Anno 2016 lijken onze rurale gemeenten nog steeds meer op het alpengebied dan op 'platteland'. Maar de bergen die ontstaan door het mestoverschot lijken me toch minder aangenaam om tussendoor te skiën. Toch is dat het politieke dilemma: aan de ene kant willen we een 'Tuin van Limburg' zijn, attractief voor toeristen en recreanten. Aan de andere kant is dit van oudsher een agrarische regio, waarin velen economisch afhankelijk zijn van de veeteelt, land- en tuinbouw.
De boeren moeten er toch zelf ook gek van worden. Nu is per 1 januari weer de 'Algemene Maatregel van Bestuur Verantwoorde groei melkveehouderij' in werking getreden. Op slinkse wijze is er dit keer dus het woord 'Verantwoord' voor geplaatst, maar ondanks het feit dat we bijna verdrinken in de mest stimuleren de overheid en banken groei, groei en nog eens groei.
Waarom in vredesnaam? Bedrijven, scholen en gemeenten fuseren, cultuur wordt ondergebracht in 'fabrieken', maar niemand lijkt er over na te denken dat groei eindig is. Of zoals ik het een wijze ondernemer uit het Haelense laatst hoorde verwoorden: 'Buim kinne oneindig gruuje, toet in d'n himmel. Mer det zuusse ze noeats doon, want unne boum is op un gegaeve moment gewuen tevraeje. En hanjeltj lokaal...'
De enige vorm van groei die ik zou willen stimuleren is de geestelijke. Maar laat daar nu juist een schrijnend gebrek aan zijn. 'Want wordt geluk soms gedefinieerd in termen van economische groei?' vroeg cultuurfilosoof Rob Riemen zich recentelijk al retorisch af. Hij wees er op hoe de jeugd kunstmatig passief gehouden wordt.
In plaats van hun passies en talenten te ontwikkelen worden ze opgeleid om deel te nemen aan de 'ratrace' onder het motto: 'Als wij eruit stappen, stappen anderen er wel weer in en dan verliezen we onze baan.' Hij ging zelfs zo ver om te stellen dat wanneer men over een paar eeuwen terug zal kijken op onze tijd, men dit ongetwijfeld het tijdperk van de georganiseerde domheid zal noemen.
Tenzij we alsnog voor het kleinschalige en kwaliteit boven kwantiteit verkiezen, zou ik daaraan graag willen toevoegen. Want dán is er wel degelijk nog een toekomst. Voor bedrijven, boeren én voor de jeugd. Zo niet, dan betalen we, naast alle belasting, uiteindelijk allemaal de ultieme prijs voor over- massa- en eenheidsworstproductie.
Of de Romeinen in de eerste eeuw van onze jaartelling al een mestoverschot hadden weet ik niet. Wel dat hun keizer Vespasianus beroemd werd om zijn uitspraak dat geld in ieder geval niet stinkt. En dat de Nederlandse staat zijn woorden gebruikte als codenaam voor de overnameplannen van een bank. Ten aanzien van de term 'groei' haal ik tot slot dan ook maar een Romein aan, Marcus Tullius Cicero: 'Cui bono?' – 'Wie haalt er voordeel uit?'