Net als de meeste mensen houd ik van een goed feestje en wat dat betreft komen we in de laatste maand van het jaar natuurlijk aan onze trekken. Of moet ik zeggen ‘kwamen’? Ik ben in ieder geval behoorlijk de kluts kwijtgeraakt, te beginnen over de vraag op welke tijdstippen je geacht wordt een en ander te vieren.
Ooit was alles heel helder. Vastelaovend in februari of maart, Pasen afhankelijk daarvan ergens in het voorjaar, al ben ik niet helemaal zeker of paasmaandag tegenwoordig ook op een dinsdag gevierd mag worden. Alles lijkt namelijk mogelijk in dat opzicht. Aangezien de koopmansgeest in dit land al eeuwen diep verankerd is, ben ik er zelfs aan gewend geraakt dat er in september al pepernoten en chocoladeletters in de rekken van de Hema liggen. Ja, u leest het goed, ik ben er zelfs moe van geworden nog langer een punt te maken van dat soort zaken.
Daarom vond ik het ook heel normaal dat begin november in mijn stad de kerstversiering in de winkelstraten verscheen. Dat kan mijn brein nog net ‘managen’. Ik raakte al wat verwarder toen ik een eindje verderop, op het Zwartbroekplein, een samenscholing ontwaarde van vreemd uitgedoste lieden. Dichterbij gekomen herkende ik - zij het met enige moeite - in één van hen plots Quirien van Haelen. Maar hij zag er niet zo uit als op de foto in dit blad.
Hij leek meer op een wandelende broccoli.
Op mijn vraag wat dit te betekenen had keek Quirien mij aan alsof ik niet goed wijs was. ‘Dat zie je toch!’ We zijn ‘de boks op greun’ aan het zetten. Het is de elfde van de elfde, man…’ Ik mompelde iets van ‘Ach ja, natuurlijk…’ en liep nog steeds wat confuus verder. Dat was ik toch even vergeten, zeg. Vroeger was Vastelaovend slechts ‘um drie daag laote gaon en gein pilske laote staon’, maar dat is nu wel anders.
‘Échte veerders’zijn slechts twee maanden per jaar NIET met Vastelaovend bezig, schijnt.
Zo kun je in Neer in de bloedhitte van augustus naar het Boete Buutte Gala. En dat gebeurt ook: met duizend man tegelijk. Daar wordt kortom helemaal geen rekening gehouden met mijn geestelijke toestand. Dat de echte Vastelaovend pas over vier maanden zou zijn, daar hadden ze ook op het Vrijthof geen boodschap aan, zag ik, toen ik thuis de tv inschakelde.
Ik zapte om verdere wanhoop te voorkomen door naar een andere zender, maar werd daar niet veel vrolijker van. In een actualiteitenprogramma waarin daags tevoren nog allerlei mensen aan het woord waren gekomen die onze culturele en rituele festiviteiten wilden beschermen, ging het nu om vernielingen die waren aangericht bij gelegenheid van een of ander Amerikaans griezelfeest, dat naar het zich laat aanzien de plaats van Allerzielen of Allerheiligen - daar wil ik nu zelf ook vanaf wezen - heeft ingenomen.
Even later ging het dan weer over de toenemende populariteit van Oktoberfeesten, waarbij hele volksstammen zich in een klederdracht hijsen die ik toch écht meer met de cultuur van het niet bepaald meest progressieve deel van Duitschland associeer en anders wel met termen als Bierkellerputsch of zo. Een lichte vorm van woede maakte zich inmiddels daadwerkelijk meester van mij.
Ik zette de tv weer uit op het moment dat mijn geliefde vroeg wanneer we eindelijk eens een kerstboom gingen halen. ‘OK, we gaan nu’, zei ik licht hysterisch. ‘Maar één ding: geen ‘Yohohoho’ gillende baardmannen of rendieren ter versiering in dit huis!
Ik wil een ouderwets gezellig tafereeltje van een gezin uit het Midden-Oosten, dat op zoek is naar een veilig onderkomen omdat er geen plaats meer voor hen was in het AZC.
Dat is wel het minste voor onder zo’n oud-Germaans symbool!’
‘Natuurlijk schat, je kent me toch’, zei B., die wel aanvoelde in welke bui ik was. En daarna om te pesten: ‘Zet je wel 5 februari even in je agenda? Dan vieren we Chinees Nieuwjaar…’