VerhalenWerner Bloemers

Het gezang van de Korenbloem

Ospel / Midden-Limburg

Soms komt het voor dat een columnist van uw geliefde blad ‘Hallo’ iets in zijn hoofd heeft zitten om daarmee een verhaal te maken. Maar dan hoort of leest men iets, wat een mooie draai aan het verhaal kan geven.

Op een mooie dag in september werd ik door de molenaar Geert van molen ‘De Korenbloem’ geattendeerd op het feit of ik een verhaal over de molen wilde schrijven.

De molen ‘De Korenbloem’ dateert uit 1870 en lag toen aan de rand van het pas ontstane dorp Ospel. Nu zijn er de nodige huizen bijgebouwd, waardoor de rand van het dorp zich nu eerder ergens bij de Kuilstraat bevindt. Eind december begaf ik mij met mijn tolk voor het eerst op de steenzolder van de molen. Hier was men bezig met het uitpakken van de molensteen, wat in het vakjargon ‘billen’ wordt genoemd. Dit is afgeleid van het Franse ‘rehabillage’ wat renoveren betekent. Met een bilhamer wordt de grote molensteen heel precair bijgeslepen, opdat die nog heel lang mee zou kunnen. Die van de Korenbloem gaat al 33 jaar mee, dus er werken goede billers!

De sympathieke molenaar Geert vertelt: ‘Ik woon tegenover de Korenbloem en op een gegeven moment besloot ik om de basiscursus voor molenaar te gaan volgen. De molen hoort immers bij het nationaal erfgoed in Nederland. Na een paar jaar ging ik over naar ambachtelijk molenaar, waardoor het mogelijk is om te malen voor de consumptie. Dus voor bakker, restaurants, winkels enzovoorts.’

De molen is een beltkorenmolen. Een wat? Het woordje ‘belt’ is afgeleid van de berg zand rondom de molen. Vergelijk het maar met het woord ‘vuilnisbelt’. Dit is ook gebouwd op een berg. Tjonge jonge … het zijn toch wel heel leerzame momenten hier.

Als kleine jongen kon ik mij de molen nog goed herinneren zonder wieken. Zo zonder leven. Hoe is het toch gekomen dat de molen ineens weer werd opgeknapt?

Geert vertelt: ‘Eind jaren ’80 van de vorige eeuw besloten de toenmalige burgemeester Fons Jacobs en een wethouder ervoor te zorgen dat de molen kon worden gerestaureerd. De Ospelse gemeenschap had hier ook om gevraagd, want de molen behoort immers tot het cultureel erfgoed van het dorp. Er werden Rijkssubsidies voor aangevraagd om de molen te restaureren en maalvaardig te maken.’

Er zijn nu ook een aantal vrijwilligers op de molen te vinden. Zij zijn er niet elke dag, want dit rouleert. Je hebt een PR-man, een webmaster, molenaars, vrouwen die in de winkel staan, een tuinman, een klusjesman …  Men bespreekt elke dag wat men gaat doen. Dit is ook afhankelijk van het weer en de seizoenen. Na afloop van een werkdag wordt er een teamoverleg gevoerd, waarin gekeken wordt wat er nog verbeterd zou kunnen worden. Er worden ook regelmatig rondleidingen voor diverse groepen gegeven. Een molengids leidt dan die mensen rond.

Geert geeft aan: ‘Op de luizolder is een grote opslagplaats, waar het luiwerk wordt verricht.’ Lui zijn en werken? Daar ben ik zeer verbaasd over. ‘Maar luiwerk is gewoon het omhoog hijsen van de zakken met gerst, tarwe of andere graansoorten, voordat die op de meelzolder en de steenzolder terecht komen, alwaar het kan worden gemalen tot meel.’

Het mooiste is, volgens Geert: ‘Tijdens het malen krijg je een bepaalde geur van het graan dat je aan het malen bent. Dat is heel fijn! Maar als de molen aan het malen is, hoor je dat je met een koppel stenen aan het werken bent. Dan hoor je het gezing in de Korenbloem. En dat is pas kicken!’

Ik, als molen-leek, kan dit alleen maar beamen. Ik zou er gewoon op een gezonde manier kippenvel van krijgen.

Het blijkt ook dat er Vlikkestaekersmeel is en Törfstaekersmeel. Net als bij de carnavalsverenigingen wordt er ergens onderscheid gemaakt in het product. Het heeft gewoon te maken met het feit dat er het een en ander wat meelsoorten betreft bij elkaar is gegooid.

Tot slot: ‘Het meel uit de molen is ontzettend gezond! Het wordt gemalen en alles blijft erin zitten. In de fabriek wordt het gewalst en zitten er afzuigingen op, waardoor de vitamines verdwijnen. Dat is een heel belangrijk verschil.’