Limburg is van oudsher het land van veldkruisen en kapellen. Hoe zuidelijker je in de provincie komt, hoe meer je dergelijke geloofsuitingen in de meest uiteenlopende uitvoeringen aantreft. Vroeger namen parochies, buurtverenigingen of particulieren vanzelfsprekend het onderhoud van kruisen en kapellen voor hun rekening. In deze tijd, waarin sprake is van een sterke ontkerkelijking, is die traditie kennelijk aan het verdwijnen. In Midden-Limburg staan dan ook diverse kruisen en kapellen die dringend aan onderhoud toe zijn. Gebeurt dit niet of op korte termijn, dan wordt de toekomst voor deze cultuurmonumentjes die zó kenmerkend zijn voor het Limburgs landschap, ernstig bedreigd. Jammer, want er zijn nog altijd mensen die graag een bezoek aan een kapelletje of aan een weg- of veldkruis brengen.
Negentig weg- en veldkruisen in Leudal
Kruisen en kapellen behoren tot ons klein religieus erfgoed. Ze hebben een heel verschillende geschiedenis. Nadat de Romeinse Keizer Constantijn in de vijfde eeuw het christelijk geloof aannam, werd het kruis pas het dominante symbool voor de christenen. Het is niet bekend vanaf wanneer veldkruisen langs de wegen geplaatst werden. In Limburg kennen we in ieder geval veldkruisen uit de dertiende en veertiende eeuw. In Ell is het zogenaamde Geert Luytenkruis uit 1666 in een muur ingemetseld. In Leudal staan nog altijd zo’n negentig weg- en veldkruisen. De heilige Martinus, die wij kennen als sint Maarten, deelde ooit zijn mantel met een bedelaar. Het overblijvende deel van de mantel werd een belangrijk relikwie dat bewaard werd in een kleine gebedsruimte aan het Franse koninklijke hof. Bezoekers noemden die ruimte ‘capella’ naar de cappa, de mantel die daar te bezichtigen was. Hierdoor werd capella de naam voor een kleine gebedsruimte; een kapel dus. Kapellen werden in tegenstelling tot veldkruisen die vaak van hout waren, meestal van steen gebouwd. Kapellen waren hierdoor veel duurzamer. De ‘Witte kapel’ van Neer heeft een gevelsteen uit 1711 en is ruim drie eeuwen oud.
Uiterlijk vertoon van godsdienstigheid door de Fransen verboden
Eeuwenoude kapellen zoals de Witte kapel treffen we echter maar weinig aan. Veel kruisen en ook kapellen zijn in de loop der tijd verdwenen door het gebruik van weinig duurzame materialen. Hout gaat nu eenmaal niet zo lang mee. Lang niet alle door houtrot aangetaste kruisen zullen door een nieuw exemplaar vervangen zijn. Door de opkomst van het Protestantisme in de zestiende eeuw moesten kruisen en kapellen als uitingen van het katholiek geloof het ontgelden; ze werden beschadigd en soms totaal vernield. De Fransen bezetters verboden in 1795 zelfs alle uiterlijkheden van godsdienstigheid. Ongetwijfeld zal dit geleid hebben tot het verdwijnen van kruisen en kapellen.
Actie leidt echter tot een reactie. Na een periode van godsdienstonderdrukking werden er tijdens de contrareformatie weer nieuwe kruisen geplaatst en kapellen gebouwd.
Ook na 1852, het jaar van het herstel van de katholieke hiërarchie, volgde een periode waarin in onze streek veel nieuwe kruisen en kapellen verschenen en oude exemplaren opgeknapt werden. Eindelijk mochten de katholieken hun geloof weer openlijk met uiterlijk vertoon belijden en daar werd gretig gebruik van gemaakt. Na de Tweede Wereldoorlog volgde een derde bouwgolf om gedane beloftes tijdens de oorlog gestand te doen.
Het moordkruis aan de Speckerweg
Weg- en veldkruisen werden vroeger om heel uiteenlopende redenen geplaatst. Soms markeerden ze een grens zoals het ‘Coppen-Kruys‘ dat op de Ferrariskaart uit 1778 de grens tussen Heythuysen, Nederweert en Meijel aangeeft. Dergelijke kruisen worden rechtskruisen genoemd. Andere kruisen, de zogenaamde memoriekruisen, herinneren aan een droeve of blijde gebeurtenis. Het moordkruis aan de Speckerweg in Haelen is hier een treffend voorbeeld van. Nelke Theunissen, slechts zestien jaar oud, werd hier op 2 juni 1918 door ene Peter van Oevelen vermoord. Ter nagedachtenis aan deze gruwelijke moord werd dit kruis geplaatst. Om de vruchten van het veld ‘onder bescherming van Christus’ te brengen, werden vroeger hagelkruisen opgericht zoals het hagelkruis tegenover Kerrehof aan de weg tussen Leveroy en Heythuysen. Hagelkruisen vallen in de categorie vroomheidkruisen en zijn bij uitstek een teken van het geloof. Bij sommige hagelkruisen was een offerblok aanwezig en werd voedsel aan de armen uitgedeeld. Ieder kruis en iedere kapel in onze regio kent haar eigen geschiedenis.
In de ruim 600 kapellen die Limburg telt, wordt in de regel een heilige vereerd zoals bij de Servaaskapel in Nunhem en de Antoniuskapel in Heythuysen.
Ook de heilige Rochus wordt in diverse kapellen vereerd. Rochus was dan ook een bekende pestheilige en mogelijk wordt hij ook tijdens de huidige coronapandemie nog steeds met een bezoekje vereerd.
Een mooie taak!
Een vierde bouwperiode van kruisen en kapellen lijkt erg onwaarschijnlijk. We zullen het moeten doen met de kruisen en kapellen die nu nog in onze dorpen en langs onze wegen staan. Kruisen en kapellen zijn onlosmakelijke uitingen van onze cultuur en historie. Ze dienen vanuit historisch én heemkundig oogpunt behouden te blijven voor de toekomst. Mogelijk is hier een mooie taak weggelegd voor heemkundeverenigingen. Die zullen hierbij dan wel financieel ondersteund moeten worden door de gemeentes, waar tot nu toe het behoud van ons klein religieus erfgoed te laag op het prioriteitenlijstje staat. Actie gevraagd dus!
Tekst Pieter Knippenberg voor Hallo magazine en Hallo Magazine Online.nl