Verhalen

Mensen helpen zichzelf te helpen

Mensen helpen zichzelf te helpen
Opbrengst fietstocht ‘Stap ‘ns op’ draagt echt bij aan ontwikkeling

Op zondag 10 september wordt voor de 29e keer de jaarlijkse fietstocht ‘Stap ‘ns op’ gehouden. Dat het niet zomaar om de ‘zoveelste fietstoer’ gaat blijkt niet alleen uit het feit dat de tocht is uitgegroeid tot zo’n traditie, maar ook uit het aantal deelnemers. Vorig jaar gingen circa 200 deelnemers op de pedalen staan.

Die werden allemaal (mede of vooral) gemotiveerd door de wetenschap dat door hun deelname, ontwikkelingswerkers uit de eigen regio hun projecten in diverse derde wereldlanden kunnen voortzetten.

Die projecten richten zich in principe op een aantal kerntaken: basisonderwijs, gezondheidszorg en het zorgen voor schoon drinkwater, gezonde voeding en hygiëne. Bovendien gaat het om hulp aan kinderen die onder zeer moeilijke omstandigheden leven, met of zonder hun ouders. Het zijn daarom bijzondere verhalen die Riet Gubbels-Voermans uit Baexem, Annie Arts uit Horn en John Meeuwissen uit Roggel te vertellen hebben. Behalve binnen de kernen waar zij vandaan komen, kunnen deelnemers aan de fietstocht opstappen in Haelen en Buggenum. Op verschillende posten langs de circa dertig kilometer lange route kunnen de fietsers ook informatie krijgen over de projecten waarvoor zij zich inspannen. Maar aan tafel, thuis bij John, geven we hen nu alvast graag de ruimte om hun dankbare werk uit de doeken te doen.

Missionarissenwerk
De oorsprong van ‘Stap ‘ns op’ moeten we zoeken bij het ‘ouderwetse’ missionarissenwerk. De zusters die vroeger in Baexem op klooster Mariabosch woonden hielden hiervoor al een fietstocht met Pinksteren, omdat dat tevens de dag is van de Nederlandse missionarissen. ‘De eerste jaren dat wij dit deden, vond de tocht dan ook nog steeds met Pinksteren plaats’ vertelt Annie. ‘Maar omdat er rond die tijd altijd veel evenementen georganiseerd worden, zijn we gaan schuiven en hebben we uiteindelijk gekozen voor het najaar’. Annie zet in feite het werk voort van haar man, Henk Arts, één van de mensen van het eerste uur. De stichting waarvoor Annie zich inzet draagt dan ook zijn naam. Sinds 1997 was die actief voor allerlei projecten in Sierra Leone. Eerst vooral voor een kinderziekenhuis in Freetown en tegenwoordig richt de stichting zich vooral op het Sint Martins weeshuis in Port Loko.

Burgeroorlog
Missionarissen zijn er steeds minder, maar dit goede werk wordt dus voortgezet. Zo wordt in het Sint Martins weeshuis gezorgd voor 36 kinderen, in de leeftijd van 2 tot 20 jaar. Het gaat vaak om kinderen die hun ouders tijdens de bloedige burgeroorlog in het West-Afrikaanse land hebben verloren. Tussen 1991 en 2001 was zeker de helft van Sierra Leone gevechtsgebied. Een derde van de bevolking moest vluchten en aan het einde van het conflict was het land grotendeels verwoest. De bevolking moest met 38 dollarcent per dag rondkomen. De oorlog maakte niet alleen wezen, maar ook kindsoldaten. Beide groepen zijn uiteraard zwaar getraumatiseerd. In het tehuis vinden zij opvang, begeleiding én worden zij geholpen met het volgen van goed onderwijs. De kosten van het tehuis worden geheel gefinancierd door de Stichting Henk Arts.

Stabiel
‘Toen Henk in 2005 stierf was het verdriet ook in Sierra Leone groot. ‘Een nichtje dat voor de SPH in Eindhoven stage liep in het weeshuis liet ons weten dat daar bovendien meteen de vertwijfeling op volgde’ weet Annie nog. ‘Wie gaat ons nu helpen, was de volgende gedachte. Toen was voor mij duidelijk dat we door zouden gaan. Zonder dat ik me overigens écht realiseerde wat ik me allemaal op de hals haalde. Gelukkig is de situatie in Sierra Leone weer redelijk stabiel, nu ook het Ebolavirus bedwongen is.’

Hulp
De vijf mensen achter dit project moesten al menige tegenslag overwinnen. Alles is er op gericht om mensen uiteindelijk zelfvoorzienend te maken. Dat gebeurde onder andere door een kippenproject. Maar na Ebola brak uitgerekend een kippenziekte uit, die alle dieren die voor een inkomen hadden moeten zorgen doodde. Opgeven staat echter niet in het woordenboek. ‘Maar het is wel heel fijn om ook de hulp van buitenaf te ervaren’, geeft Annie aan. Aan het eind van dit jaar wil ze, samen met haar zoon, voor de vierde keer persoonlijk naar Afrika reizen.

Centre Helène
De andere vrouw aan tafel, Riet, komt op het moment van ons gesprek juist terug van het continent. Ze is die ochtend om zes uur op het vliegveld van Brussel aangekomen vanuit Kameroen. ‘Ons project daar bestaat officieel tien jaar’ begint zij te vertellen met een enthousiasme die de vermoeidheid - die ze toch ongetwijfeld moet voelen - meteen lijkt te verdrijven. ‘Maar ik kom al sinds 1982 elk jaar in Kameroen. Ik heb er mensen echt leren kennen en ben inmiddels ‘geadopteerd’ als één van hen. Samen met een vrouw uit het dorp, die altijd als maatschappelijk werkster actief is geweest heb ik Centre Helène opgestart.’

Kansen
In dit centrum worden onder andere jonge meisjes opgevangen, die vroegtijdig de school hebben moeten verlaten. Om hen niet in de prostitutie te laten belanden, wat anders vaak gebeurt met alle ellende van dien, krijgen zij er les in koken, naaien, schoonmaken en tuinieren. Zo vergroten zij hun kansen op een baantje in de toekomst of misschien wel een eigen bedrijfje. Daarnaast wordt in het centrum ook aandacht en zorg geschonken aan ouderen die hulp nodig hebben, maar daarover

 

Onderwijs
‘Mijn collega haalde vroeger écht de kinderen uit de gevangenis. Als jongeren hier iets doen wat niet mag, maar het is niet ernstig genoeg om ze vast te zetten komen ze in aanraking met bureau HALT. Dat kun je daar wel vergeten.

Maar deze vrouw had dus al eens een schooltje op poten gezet, toen ze in de hoofdstad Yaoundé werkte. Toen ze in 2003 met pensioen ging wilde ze eigenlijk iets soortgelijks opzetten in het dorp, voor de ‘drop-outs’ van scholen daar. Niet dat de scholen zo slecht zijn in Kameroen trouwens, maar speciaal onderwijs is er niet. Als je buiten de boot valt, bijvoorbeeld omdat je autistisch bent, heb je niks. Ook voor deze jongeren bieden we nu nieuwe mogelijkheden.

Diploma’s
Begonnen met twee naaimachines en vier meisjes, in de woonkamer van haar collega, is Centre Helène nu uitgegroeid tot een volwaardig sociaal centrum met een tweejarige opleiding. De vele inzamelingsacties hebben onder andere bijgedragen aan een mooi gebouw. ‘Er werken ter plekke drie juffen en de diploma’s van het Centre zijn officieel erkend. De meisjes kunnen er een vervolgopleiding mee gaan doen in de stad’ zegt Riet met gepaste trots. ‘Maar het houdt hiermee niet op.

We zijn nu bezig een derde jaar op te zetten, om het geheel te perfectioneren. Bovendien blijven we de meisjes ook volgen, om te zien hoe het hen verder vergaat.’

Jonge moeders
De leeftijden van de meisjes variëren tussen ongeveer 13 en 24 jaar. Daar zijn een aantal jonge moeders bij. Een groot voordeel van Centre Helène is dan ook dat zij hun kinderen kunnen meenemen.

‘We hebben namelijk ook meisjes gehad die niet naar het Lyceum konden omdat ze een kindje hadden. Na de opleiding bij ons lukte dat alsnog. Dat is dan toch prachtig?’

Rijkdom
Nu Riet toch net terug is, is dat misschien ook wel een goed moment om te vragen hoe de omschakeling qua cultuur en leven verloopt. Niet dat we een bepaalde richting uit willen sturen, want dat zou bij haar ook niet lukken wordt al gauw duidelijk. Mochten eventuele clichébeelden hebben postgevat, dan worden die meteen ontkracht. ‘Kijk, als je iets wilt wat geld kost, dan is dat daar altijd lastig. OK.

Maar voor de rest hebben die mensen eigenlijk alles, wat wij al lang kwijt zijn. De natuur, het eten van het land – er is daar geen honger – en de zorg voor elkaar. Zie jij dat hier nog in die mate? Dus wat is rijkdom? Maar goed, je hebt gelijk. Het is soms wel eens lastig om mensen hier te horen klagen om niks, vooral als je net terug bent.’

Ouderen
Het is duidelijk: het doel is niet om zomaar wat zakken geld die kant op te slepen. Toch worden ook in Afrika de problemen die wij hier al zo goed kennen, ook langzamerhand steeds duidelijker. ‘Ook daar trekken steeds meer jongelui naar de stad en steeds meer oude mensen blijven alleen achter. En daarom is ons volgende project ook om een dagopvang voor ouderen te ontwikkelen.

De meisjes die er al zijn kunnen dan ook voor hen zorgen, ieder vanuit de eigen specifieke kwaliteiten. En wellicht zijn er dan weer ouderen bij die goed voor de jongsten kunnen zorgen’. En zo zijn Riet en haar collega’s steeds weer op zoek naar nieuwe win-win situaties.

 

 

‘Hobby’
Overigens komen de gelden die ingezameld worden altijd geheel en al ten goede van de diverse stichtingen. Hun eigen reizen betalen onze gesprekspartners zelf. ‘Het is onze hobby’ grapt John, die nog niet aan het woord was geweest. ‘In mijn geval gaat nog niet 1 procent van alles wat ik binnen krijg op aan kosten. De rest gaat puur naar het project.’ En dat project is ‘Care Nyanza’, een stichting waarmee in Kenia een bijdrage wordt geleverd aan armoedebestrijding, maar - en dat zal inmiddels niet verassen - ook inkomensverbetering wordt nagestreefd. Ondersteuning in onderwijs en gezondheidszorg behoren eveneens tot de doelen. Zo zijn er scholen gebouwd en ingericht, waterputten geslagen en is er een apotheek verrezen. Daarnaast worden voor de jeugd sport- en andere activiteiten georganiseerd.

Adoptie
Hoe is dat allemaal ontstaan? ‘In 1980 werd onze zoon geboren, in 1982 onze dochter’ begint John. ‘Zelf daarmee gezegend ontstond het idee om ook twee kinderen te adopteren via het toenmalige Foster Parents Plan. Dat hebben we gedaan: één kindje op de Filipijnen, één in Kenia. Als een kind achttien is geworden wordt het geacht volwassen te zijn, dus in 1993 kreeg ik een soort afscheidsbrief uit Kenia met het verzoek om op bezoek te komen, want mijn adoptiekind kon zelf niet naar hier komen natuurlijk. Ik had trouw iedere maand geschreven, dertien jaar lang. Ik deed dat graag en met liefde, om iemand te laten weten dat er aan hem gedacht werd. Dat paste meer bij mij dan alleen een periodieke overboeking. Enfin, ik besloot op de uitnodiging in te gaan en de reis voor het eerst te maken.’

Strijkstok
Die reis zou het leven van John definitief veranderen. Hij werd zo geraakt door de leefomstandigheden van de mensen daar, dat hij wel terug moest keren. Dat deed hij hetzelfde jaar nog. ‘Ik heb me eerst als vrijwilliger voor de organisatie gemeld om sponsors te zoeken. Iets wat ik twaalf jaar gedaan heb. Omdat ik zelf zag gebeuren dat er te veel aan de strijkstok bleef hangen, heb ik in 2005 besloten voor mezelf te beginnen met ‘Care Nyanza’. Het moest en kon anders én beter. Op een gegeven moment had ik zes kinderen in Kenia, die ik ook allemaal hielp.’

Alternatieven
Ieder jaar bezoekt John nu het dorp Okota en de omliggende dorpen in de provincie Nyanza aan het Victoriameer. En ieder jaar worden de projecten van de stichting gecontroleerd en worden er nieuwe projecten besproken. ‘De problematiek die ik aantrof was heel divers’ vertelt John. ‘Kinderen die niet verder konden leren na de lagere school omdat hoger onderwijs te ver weg was, criminaliteit, tienerzwangerschappen, alcohol, noem maar op. Het was me duidelijk dat het belangrijkste wat nodig was alternatieven waren. Dat kan natuurlijk uitstekend in de vorm van sport of onderwijs, maar ook door andere duurzame gemeenschapsprojecten.’

Bouwstenen
Welke vorm het ook is, ook ‘Care Nyanza’ is er dus op gericht de lokale bevolking zelf in te schakelen voor de sprong voorwaarts. Zo leerde John een vrouw kennen, die stenen bakte in een vrouwengroep. ‘Toen dacht ik: als ik nou die stenen koop, dan help ik die vrouwengroep. De stenen kon ik vervolgens aan de dorpsraad schenken voor de bouw van een middelbare school.’ Anno 2017 maken vierhonderd kinderen gebruik van elf lokalen, is er een slaapzaal en een keuken. ‘We zijn nu bezig met een eetzaal en de aula. Een behoorlijk aantal jongeren is inmiddels doorgestroomd naar de highschool, universiteit of lerarenopleiding.’

‘Mensen helpen zichzelf te helpen, dat is het uiteindelijke succes’ weet John. Samen projecten bedenken, coördineren, realiseren, controleren en onderhouden. Dat blijken effectieve bouwstenen voor een succesvolle toekomst.
Ook u kunt daaraan bijdragen. Meer informatie over de fietstocht ‘Stap ‘ns op’ en links naar de afzonderlijke projecten van Annie, Riet en John zijn dan ook te vinden op http://stapnsop.nl