Vastelaovend, het wordt vooral gevierd door rooms-katholieke christenen. Of in ieder geval mensen die dat van oorsprong ooit waren. In ons land komt dat grofweg neer op het deel van de bevolking dat beneden de grote rivieren woont, een grens die we nog altijd te danken hebben aan de Tachtigjarige Oorlog.
De protestanten waren tegen losbandigheid. Vandaar ook dat tegenwoordig het zuiden van Nederland nog steeds de naam heeft dat alleen daar écht carnaval gevierd wordt. Maar het verhaal dat van ‘Eijsde tot de Mookerhei eederein sjteit te springe en löp te zinge’ blijkt bij een nadere beschouwing toch niet helemaal te kloppen.
Het mag voor menige calvinist een verrassing zijn, maar ongeveer de helft van de inwoners van onze provincie doet weinig of niets aan vastelaovend. Vijf jaar geleden al, behoorde 49 procent van de Limburgers tot die categorie.
Half miljoen
En vreemd zou het niet zijn als de vastelaovendveerders inmiddels een (lichte) minderheid vormen. In 2005 was namelijk nog slechts 31 procent ‘thuisblijver’. De terugloop is trouwens niet uniek voor Limburg. In Brabant deed zich precies dezelfde ontwikkeling voor. In Limburg praat je dan over dik een half miljoen mensen die feest vieren, dus dat zijn er gewoon nog altijd heel erg veel. Maar toch, waarom haken blijkbaar steeds meer mensen af? Speelt leeftijd een rol? Of geld? Zien mensen de traditie steeds meer veranderen op een manier die hen niet bevalt? Of is er, om in ouderwetse ‘vijandbeelden’ te denken, dik 370 jaar na de vrede van Münster opnieuw sprake van infiltratie door die vermaledijde ketters uit het noorden?
Nuance
Laten we maar eens beginnen met dat laatste idee te ontkrachten. Want de vierders mogen dan in getal teruggelopen zijn, de zelfbewustheid waarmee de Limburgers hun vastelaovend vieren, lijkt uiteindelijk vooral respect te hebben afgedwongen boven de grote rivieren.
Vruchteloze pogingen om met gedrochten als ‘worstjes op de borstjes’ of ‘paarden in de gang’ een Hollands graantje mee te pikken,
werden jaren geleden al ingeruild voor daadwerkelijke interesse in onze volkscultuur. Vertaalde zich dat eerst nog in een toestroom van ‘immigranten’ die in de veronderstelling leefden dat je met een boerenkiel aan alles mocht doen wat een beschaafde samenleving afkeurt, tegenwoordig heeft goed ambassadeurswerk vanuit deze regio voor meer nuance gezorgd.
Hit
Het beste voorbeeld daarvan is natuurlijk Lex Uiting. Zijn documentaire ‘Nao ‘t Zuuje’ werd op de nationale televisie een kijkcijferhit en het bijbehorende titelnummer schoot omhoog in de top 2000 van afgelopen jaar. De film over verbinding en verbroedering liet zien wat vastelaovend nu écht betekent en riep diepe emoties op. En niet alleen in Limburg dus. Dat resulteerde de afgelopen maand nog in het feit dat Uiting, in aanwezigheid van zijn familie en dik honderd gasten uit de Limburgse, Nederlandse én Europese carnavalswereld, de hoogste onderscheiding van de Bond van Carnavalsverenigingen in Limburg (BCL) kreeg uitgereikt.
De bond, die al 55 jaar bestaat, is aangesloten bij de Närrische Europäische Gemeinschaft die de carnavalscultuur in heel Europa uitdraagt. Uiting kreeg de onderscheiding ‘omdat hij de Limburgse vastelaovend in de volle breedte vertegenwoordigt en uitdraagt.’ Maar ook omdat hij persoonlijk een grote bijdrage heeft geleverd aan de beleving van ons carnaval in én buiten Limburg zo luidde het rapport.
Stram
Door inspanningen als die van Uiting is er dus eerder sprake van toenadering en meer begrip voor de ware betekenis van vastelaovend. Het is reden om te gaan geloven dat de oorzaak van het afgenomen enthousiasme vooral een héél simpele is: de demografische ontwikkeling. De groep ouderen groeit. Worden we langzaam te stram en te stijf om te hossen? Inderdaad, uit onderzoek blijkt dat het soms écht (fysiek) niet meer gaat. Maar leeftijd zegt natuurlijk lang niet alles. Zeventig is het nieuwe vijftig. Jong van geest kun je zelfs op je honderdste nog zijn. Haakt de oudere generatie dan misschien af omdat de nieuwe trends hen niet bevallen? Recent wond de schrijver van een ingezonden brief zich nog enorm op, alleen al omdat gesproken werd over ‘LVK-nummers’. Dat moest immers gewoon ‘vastelaovesleedjes’ zijn!
Honkebonk
En het is waar: de ‘nieuwe’ (of vernieuwde) elementen van vastelaovend zijn vooral populair bij jongeren. Het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer bestaat al sinds 1977, maar heeft een enorme vlucht genomen sinds de sterke ontwikkeling van regionale media, L1 in het bijzonder. Het zorgde echter tevens voor een verjonging van het publiek, die weer samenhangt met een stijgende voorkeur voor harde ‘feestmuziek’ in plaats van traditionele sjoenkelnummers. Feiten: de opkomst van ‘honkebonkherrie’ werd in het onderzoek van 2015 door 15 procent van alle deelnemers afschuwelijk gevonden, maar bij de 50 plussers lag dat percentage toen al op 22 procent. Bovendien vond 59 procent van alle deelnemers dat zo een traditie de nek wordt omgedraaid, terwijl bij de groep 50 plussers liefst 68 procent die mening was toegedaan.
Grootschalig
Ook de andere grote evenementen zijn bij de jongeren het populairst. De Boètegewoeëne Boètezitting kreeg overal navolging met grote podia in alle steden en zelfs in de dorpen.
De groep van 20- tot 30-jarigen bevat de meest fanatieke vastelaovendveerders – dat blijkt uit meerdere onderzoeken
– en die gaan helemaal los bij die gelegenheden. Zien en gezien worden, daar draait het bij deze groep vooral om. Vandaar ook de steeds weer terugkerende plaatsnaambordjes in het publiek: niet alleen handig om je gezelschap terug te vinden. Maar voor de groeiende groep ouderen is het moderne carnaval steeds vaker te grootschalig, te druk, met te veel volume en mede daardoor niet meer gezellig. Bovendien betekent minstens ‘drie daag veere’ niet alleen een behoorlijke aanslag op het gestel, maar ook op de portemonnee. Ongeveer 14 procent van de niet-vierders gaf de hoge prijzen op als reden om niet (meer) mee te doen.
Economie
Over geld gesproken: het feit dat het normale maatschappelijk leven door de vastelaovend volledig wordt lamgelegd levert nog wel eens de kritiek op dat het fenomeen schadelijk zou zijn voor de economie. Maar cijfers uit 2016 wezen uit dat er ook 270 miljoen euro wordt verdiend aan bier, eten en kostuums. Het zou het land zelfs 30 miljoen kosten als niemand meer carnaval zou vieren, zo werd berekend. Maar dat is natuurlijk voor niemand de belangrijkste reden om jubelend de vastelaovend in te gaan. Het moet je blijkbaar ook gewoon liggen. Want 25 procent van de niet-vierders is er wél mee opgegroeid, maar mist het echte gevoel erbij.
Vlucht
Wat doen de vastelaovendmijders dan eigenlijk de komende tijd? Welnu: 62 procent doet het liefst helemaal niets. Althans, men blijft thuis en probeert de beproeving te doorstaan met behulp van Netflix, spelletjes of ander familievermaak. Een kwart werkt gewoon door en 13 procent kiest voor een vlucht naar een plek waar nog nooit iemand van vastelaovend heeft gehoord, of er op z’n minst niet mee bezig is. Wintersporten blijft populair bij deze groep.
Ook Drentse hotels schijnen uitstekend zaken te doen in deze tijd van het jaar, zo wist het Dagblad van het Noorden twee jaar geleden nog te melden. Daar waren rond carnaval traditioneel zoveel mensen met een zachte ‘g’ te gast, dat ‘Carnaval ontvluchten in Drenthe’ een terugkerende slogan werd. Wat we echter niet mogen vergeten is dat er een waarschijnlijk behoorlijk grote groep bestaat, die we het beste in de ‘mixed zone’ kunnen plaatsen. Mensen die vastelaovend op een bepaalde manier wel weten te waarderen, maar die er het liefst een eigen invulling aan geven.
Halfslachtig
Nu is dat op zich best een uitdaging. Nogal wat zaken rondom vastelaovend hebben namelijk een tamelijk dwingend karakter. In een wereld van verklede mensen bijvoorbeeld, zul je het als niet-verklede redelijk zwaar krijgen. Sommige mensen ondernemen dan ook een wat halfslachtige poging, maar die vallen ogenblikkelijk door de mand. Daarnaast is de eerder genoemde verbroedering ook stukken minder standvastig, wanneer deze voornamelijk gebaseerd blijkt op een bovengemiddeld alcoholgebruik. ‘Um drie daag laote gaon en gein pilske loate stoan’, of woorden van gelijke strekking, horen echter tot de kern van een groot deel van de prinselijke lijfspreuken of liedteksten.
Gevolg: als iedereen weer nuchter is heb je best kans dat degene die de ene avond nog lallend om je nek hing, je een week later al geen gedag meer zegt op straat. Ook dat zijn allemaal zaken waar jonge mensen waarschijnlijk minder moeite mee hebben dan de wat oudere.
Ingetogener
Maar goed, wat moeten al die mensen in die ‘mixed zone’ dan? Nou, die vinden best hun weg wel. Ze zetten thuis de radio of tv aan en genieten daar op ‘veilige’ afstand evenzeer. Naar de optocht gaan kijken is vaak de enige ‘activiteit’ waaraan wordt deelgenomen, misschien nog twee of drie pilsjes achteraf en dan is het ook best.
Bovendien ontstaan er steeds meer nieuwe initiatieven die wat beter aansluiten op de wens om wat, laten we zeggen, ingetogener vastelaovend te vieren. Denk aan een evenement als het Vastelaoves Promsconcert. Maar ook bij de gekende buutegala’s gaat het natuurlijk nog altijd meer om de humor dan om de totale uitzinnigheid die de jeugd zo aanspreekt.
Drie daag?
Tot slot is er wellicht nóg een niet te onderschatten aspect waardoor sommige mensen afhaken. Het begrip ‘drie daag’ is nu wel al een paar keer genoemd, maar eigenlijk duurt de vastelaovend voor een grote groep mensen veel langer. Het seizoen begint al op ‘de elfde van de elfde’, waarvroeger veel minder aan gedaan werd.
Daarna zijn er in de aanloop naar de vastelaovend regelmatig activiteiten die door de jaren heen steeds belangrijker zijn geworden. Voeg daarbij festiviteiten als ‘zomercarnaval’ en je krijgt niet alleen de indruk dat de behoefte bestaat om vastelaovend over een heel jaar uit te smeren, maar ook dat we in het algemeen niet meer zonder grote feesten en festivals lijken te kunnen.
Tradities
Opvallend daarbij is dat enerzijds de roep om tradities te behouden vaak te horen is, terwijl anderzijds met het grootste gemak activiteiten worden geïmporteerd die niet zelden ten koste gaan van oude, lokale gebruiken. Sint Maarten wordt lang niet overal meer gevierd.
Halloween mag zich echter in een groeiende populariteit verheugen. Onze eigen versie daarvan, Allerheiligen, zegt geen jongere nog iets. En waar trekken kinderen nog langs de deuren voor het Nieuwjaarszingen? Hun ouders hebben zelden tijd meer om hen te begeleiden bij dat stokoude gebruik dat een prachtig, heel eigen liedjesrepertoire had. Daar staat dan weer tegenover dat Oktoberfeste, waarvan ook al niemand goed kan uitleggen waarom juist die zo nodig vanuit Beieren naar Limburg werden verplaatst, steeds drukker bezocht worden.
Het vermoeden dat hiermee slechts gezocht wordt naar nieuwe verdienmodellen dringt zich op. Daar is op zich natuurlijk niets mis mee, maar ten koste van wat?
Draagvlak
De populariteit van Oktoberfeste zou trouwens zomaar te maken kunnen hebben met het gegeven dat dit Zuid-Duitse evenement hier verworden is tot een feest dat wel een beetje lijkt op vastelaovend. De typische klederdracht is in het Limburgse een echte verkleedpartij geworden. En uiteraard mag de alcohol rijkelijk vloeien gedurende de onvermijdelijke samenzang. Maar de voor de wat oudere, rechtgeaarde vastelaovendveerder zal het toch nooit in de plaats kunnen komen voor zijn jaarlijkse hoogtepunt in februari of maart.
Samenvattend daarom: veranderen doet vastelaovend als het leven zelf. Maar verdwijnen zal het niet snel.
Want tussen vastelaovendveerders en -haters bestaan nog meer dan genoeg grijstinten die voor voldoende draagvlak zorgen, om dit hoe dan ook bijzondere volksfeest nog tot ver in de 21e eeuw te laten voortbestaan...