De inkt van mijn vorige column, waarin ik me onder meer afvroeg of we ooit wereldburgers zouden kunnen worden, was amper droog of Vladimir Vladimirovitsj Poetin gaf ons zijn volledig gestoorde, megalomane antwoord. En dan had ik het schrijfsel ook nog Teletijdmachine gedoopt. Hoewel er natuurlijk net zo veel verschillen als overeenkomsten zijn, kreeg ik inderdaad meteen het gevoel alsof ik teruggeflitst was naar mijn puberteit die zich afspeelde in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De tijd van de Koude Oorlog. Al bleek die periode uiteindelijk wel de slotakte van het schaakspel.
Schreeuw- en sensatiepers zijn natuurlijk van alle tijden. Bij letterlijk iedere crisis of oorlog kan het daarom ook nooit lang duren of er komt weer iemand met Nostradamus op de proppen. Was ik chef-redacteur, ik zou de stagiaire die het anno 2022 waagde nog een artikel te wijden aan het multi-interpretabel gebrabbel van Michel de Nostredame onmiddellijk de deur wijzen. Daar hebben we tegenwoordig immers Facebook en Twitter voor. Op z’n laatst sinds Hans Teeuwen (‘Nostradamus met zijn strakke groene broek – die stond hem goed!’) kan geen weldenkend mens die onzin nog serieus nemen.
Uiteraard is Poetin verder allesbehalve een communist en dat waren de voormalige leden van de Opperste Sovjet feitelijk evenmin, maar hun wapenarsenaal is even afschrikwekkend. Angstgevoelens, of op z’n minst ongerustheid, zijn dus wél begrijpelijk. Bovendien laat Rusland in Oekraïne dagelijks al zien tot welke gruweldaden het in staat is. Hartverwarmend is daarom om te merken hoeveel mensen in actie komen, in woord en daad. Niets dan hulde voor de prachtige initiatieven die, ook in onze regio, tot stand komen en al kwamen.
Wrang is tegelijkertijd dat we ons moeten afvragen hoe lang die steun gaat aanhouden. Of hoe het kan dat we mensen eerder helpen, als ze van de buitenkant meer op ons lijken. In Polen komt de opvang en steun voor de duizenden vluchtelingen uit Oekraïne neer op de schouders van de gewone mensen, vrijwilligers én lokale overheden. Omdat Polen, evenals bijvoorbeeld Hongarije, al jaren geleid wordt door een regering die niet alle mensen als gelijkwaardig ziet, ontbreekt het er volledig aan een infrastructuur om vluchtelingenbewegingen van deze omvang te begeleiden, laat staan menswaardig op te vangen. Burgemeesters zijn er de wanhoop nabij.
Over lokale overheden gesproken: in ons eigen land zag deze bestuurslaag, die nota bene dus het dichtste bij de burgers staat, zich recent weer geconfronteerd met een verpletterend gebrek aan belangstelling.
Een opkomst van nog geen vijftig procent, terwijl de volle honderd procent zich de komende vier jaar ongetwijfeld weer zal laten horen over wat er allemaal niet deugt. Van loszittende stoeptegels tot te hoge belastingen.
Wat er echter vooral niet deugt is het volgende. Al tientallen jaren wisten we wat er aan de hand was in landen als Rusland, Polen, Hongarije, Turkije en meer recent – min of meer als gevolg daarvan – ook Griekenland. Of we hadden het kunnen weten, als we de rapporten van organisaties als Amnesty International en Vluchtelingenwerk wat beter hadden gelezen én er vooral naar hadden gehandeld. Het viel daarnaast overal te lezen en te zien in de serieuze pers. Daar dus, waar geen toetsenbordridders op een zolderkamer zitten te typen maar waar professionals werken, die vaak met gevaar voor eigen leven met hun poten midden in de modder staan.
Als we voortaan nu eens wat meer aandacht aan die berichtgeving schenken. En wat minder aan populistisch gebral. Misschien dat wij dan wél ooit een regering krijgen, die zorgt voor een menselijke opvang en hulp voor mensen die alles kwijt zijn door oorlogsgeweld. Ook als ze van verder komen. Maar dan moeten we de volgende keer wel uit die stoel komen, wanneer de stembureaus opengaan. Allemaal.