Verjaardagen moeten gevierd worden. Daarover zijn we het eens, hoewel je erover kunt twisten of ouder worden wel zo’n feest is. Je kunt natuurlijk stellen dat elke dag je een stap korter bij de hemelpoort brengt, en dat het aftikken van een heel jaar een soort reuzensprong op weg naar de zalige eeuwigheid is. Niet iedereen zit echter daarop te wachten. Het gros van ons bevindt zich ergens tussen heel jong en heel oud en ondergaat de viering van de zoveelste verjaardag met een zekere gelatenheid. Aan zo’n feestje gaat heel wat drukte vooraf, vooral als er een decennium gevierd gaat worden.
Hoe blij moet je zijn wanneer een volgend tiental is bereikt? Zelf beschouw ik het maar als een soort promotie
, alsof je met voetballen een hogere, moeilijker klasse betreedt nadat je kampioen bent geworden. Anderen ervaren de jaren waarin rimpels zich verdiepen als een geleidelijke, onherroepelijke teruggang van mogelijkheden die zoveel als mogelijk moet worden vertraagd.
Thuis beleefden we kort geleden zo’n decenniumviering en, het moet gezegd, het was verdraaid gezellig. Gelet op de beschikbare ruimte waren de activiteiten met tussenpozen verdeeld over drie dagen. Eerst waren kinderen en kleinkinderen aan de beurt, vervolgens een geanimeerde groep vriendinnen, en tot slot onze gezamenlijke vrienden. Elke groep heeft zo zijn eigen kenmerken en ik pas me -soort lijfsbehoud- heel gewillig aan. Bij de kinderen word ik geacht niets te doen want anders doe ik het toch maar fout. Ik blijf dus gezellig zitten. Bij de vriendinnen doe ik sowieso niets behalve ver uit de buurt blijven. Tien keuvelende dames overleeft niemand. Bij onze gezamenlijke vrienden worden steevast de onderwerpen van verleden jaar opnieuw opgerakeld alsof met deze jaarlijkse geheugentest de dreigende aftakeling vooruit wordt geschoven. Mijn materiële bijdrage aan het feestgedruis beperkt zich hier tot inschenken van een enkel drankje en vooral het proeven van de vlaai.
Kortom, een dergelijke festiviteit kent van mijn kant, zoals de Fransman zegt, een grote mate van ‘laissez faire, laissez aller’. Laat maar waaien. Gewoon een dag of drie onbekommerd vlaai eten. En daar bleef het deze keer niet bij. Ter verhoging van de feestvreugde had de plaatselijke supermarkt abusievelijk twee keer de verjaarsdagsdatum genoteerd. Dat betekende twee maal twee appelflappen. Vier flappen kwamen dus bovenop alle vlaaien. Na de feestdagen moest de resterende berg zoetigheid worden weggewerkt en ik meldde me als vrijwilliger. Met volharding en overtuiging werkte ik verspreid over de dagen alle heerlijkheden weg, totdat er nog één appelflap overbleef. Die ging er echt niet meer in. Gelet op de verstreken tijd was de deeg trouwens nogal slapjes geworden, en de inhoud papperig. Mij werd dringend geadviseerd (lees: bindend advies) om dit laatste exemplaar weg te kiepen in de vuilnisbak. Als echte appelflapfanaat brak mijn hart en kinderlijke ongehoorzaamheid stak de kop op. Het ging tenslotte wel om een appelflap! Ik verzon ter plekke een prachtige list. Met onschuldig gezicht nam ik de appelflap in de hand, hield deze uit het gezichtsveld van mijn onverbiddelijke partner door mijn lichaam een halve slag van haar af te draaien, en bracht de bedreigde appelflap in veiligheid naar mijn vertrouwde werkkamer. Daar verstopte ik de flap heimelijk in de prullenmand. Met militaire precisie camoufleerde ik de zalige zoetigheid met wat vellen papier. Zo leverden mijn maanden als dienstplichtig soldaat tenminste nog rendement op. Met een dampende kop koffie en een hele boel binnenpret ging ik de volgende middag naar mijn werkkamer. Onthutst trof ik er een akelig lege prullenbak aan. Weg flap. Na al het feestgedruis had de poetshulp ’s ochtends een extra rondje door het huis gemaakt. Typisch een gevalletje boontje komt om zijn loontje…