Columns

Column: De natuur is grillig, door Gerrit Tacken

Midden Limburg

Toen ik tientallen jaren geleden kwam wonen op de plek waar ik nu nog woon, was hier groen weiland en grijs zanderig akkerland. In de loop der jaren heb ik de grijze akker ook ingezaaid en groene aanplant toegevoegd. Dat waren vele bomen en lange hagen. Om ze te laten overleven in een aantal droge zomers was het (ook toentertijd ) al nodig af en toe wat extra water te geven om ze de kans te geven zich dieper te gaan wortelen. Daarna werd duidelijk waar het echt te droog was voor die aanplant en waar slechts de diehards het overleefden. Op al die groene weilanden kon ik mijn dieren laten grazen en af en toe wat hooi winnen. 

In de loop der tijd kwam er weer wat meer kleurverschil in het land. De gele schijn over de groene weiden kwam en ging. Eerst paardenbloemen en/ of boterbloemen. Later kwam daar een andere gele kleur bij van het Jakobskruiskruid. Een hele mooie naam voor een hele mooie bloem. Datzelfde kruid is echter giftig voor menig grazend dier. 

Nou heeft de natuur het zo geregeld dat die dieren, terwijl ze aan het grazen zijn, blijkbaar weten, zien of ruiken dat dat kruid niet kosjer is en ze laten het staan. Dat wordt anders als er gras wordt gemaaid om te hooien voor de wintervoorraad. Dan gaat alles mee in de hooibalen, ook dat gele kruid met de paarsige stengels. En na het maaien en het drogen in de zon, maar ook nog steeds na het bewaren van het hooi tot de komende of een volgende winter, is het gif nog altijd aanwezig. Als de dieren ervan eten stapelt het zich op in het lichaam en zodra het teveel wordt krijgen ze rare verschijnselen en zullen ze sterven. Wanneer het overigens op het land blijft staan en bruin wordt en de winter ingaat is het gif gelukkig zo verdwenen. De grillige natuur met zijn eigen oplossingen, die ons mensen niet altijd passen in onze aanpak. 

Toch wil ik graag hooi hebben voor de winterperiode, om de dieren te kunnen voeren. Om dat veilig te kunnen doen moet ik dan alle kruiskruid uitplukken en uit de wei verwijderen zodat ik gifvrij hooi kan oogsten. Een zware opgave, waarvan ik de eerste jaren dacht dat het allemaal wel zou lukken. Echter jaar na jaar kwam het kruiskruid weer terug en breidde zelfs uit naar andere weilanden waardoor het steeds frustrerender werd om er tegen te vechten. Hoe begrijpelijk dat er dan ook wordt gezocht naar bestrijdingsmiddelen die wel effectief kunnen werken.

 

Naast al dat Jakobskruiskruid groeien er ook nog erg veel distels, gewone distels en ook speerdistels, in de “natuur”weides. Ook die zijn niet fijn in het hooi want als de dieren daarvan eten zie je ze pijnlijk peuzelen en soms bijna kokhalzen van alle stekels die ze moeten verwerken. Voor geiten is dat geen probleem. Die hebben een mond die daarvoor gebouwd en beschermd lijkt te zijn. Koeien, paarden en schapen staan niet te juichen als dit natuurlijke gedroogde voer op hun bord verschijnt.

 En zo blijft de dierhouder altijd strijden met wat in de natuur anders werkt dan dat je zou willen. En als je als boer daar ook nog je boterham mee moet verdienen worden al die afwegingen opnieuw anders gemaakt. Tja…. vanaf de zijlijn is het makkelijk praten over hoe natuurlijk je alles graag hebben wilt. Maar als je er dagelijks middenin zit maak je regelmatig andere ingewikkelder keuzes, omdat het anders niet werkt. Ook niet in de grillige natuur. 

Anja Baats-Vossen