Heeft u ook roots van de plaats waar u woont? Of de plaats waar u werkt, bent opgegroeid, vaak museumbezoekjes pleegt? Of er juist dierbare herinneringen aan heeft, zoals bijvoorbeeld een lang vervlogen schooltijd of een onvergetelijke liefde? Want roots hebben, dat is toch een mooie gunst. Je hebt dan wortels van een plaats en probeert er het juiste ritme te vinden op de weg naar het geluk.
Ik heb ook roots van Nederweert. Als geboren en getogen Ospelnaar klinkt dat vreemd, maar toch is het zo. Van moederskant is een groot familiedeel in het Nederweerter land te bespeuren. In vroeger tijden en nu nog. Het zijn allemaal piepkleine, onzichtbare tentakeltjes. En soms heel onbegrijpelijk. Net als Erasmus schreef in het boek ‘De Lof der Zotheid’, zo ervaar ik mijn Nederweerter roots bij tijd en wijle. Hij verbaasde zich in dat boek over de vreemde kanten van vrouwen. Zo verbaas ik mij ook over mijn Nederweerter roots.
In vroeger tijden waren er wat meer kroegen in het Nederweerter land en die bezocht ik dan ook min of meer. Tegenwoordig wordt het steeds magerder en met het sluiten van Café-Zaal Centraal en Wups Pub vielen er weer twee coryfeeën af. Mijn Nederweerter roots vertelden me dan ook dat ik half juli nog even naar het afscheidsfeestje bij Wups Pub moest gaan. Want Wups Pub … nee, ik kwam er niet zo vaak en dronk er ook nooit de plaatselijk beroemde Guiness-bieren, maar als er vette bluesband speelde, was ’t gewoon genieten.
Het mooiste wat me daar in die kroegen ooit was overkomen, was niet de kus van een onbekende schone dame. Daarvoor zijn ze net iets te bekend. Maar het feit dat ik, geheel jengelend en joelend, samen met een stelletje dronken carnavalsvierders een tapijt weg wisten te krijgen. Om het bij de concurrent in de Kerkstraat weer zedig neer te leggen en erop te gaan dansen. Onze streek vierend. In Centraal vielen trouwens mooie feesten te vieren, zeker met de vastelaovundj en kermis. Dan kun je veelal denken aan het Kistekappe, de vele (carnavals)recepties en nog zoveel meer.
Met een lach en een traan nam ik er halverwege juli afscheid, geheel luisterend naar mijn Nederweerter roots. Zoee dao je det efkus.
Een week eerder, op zaterdag 8 juli, zat ik te kijken naar het beeldscherm van mijn I-Pad, om het verloop van de OLS-finale in Born te volgen. Een mieters spannende finale tussen St. Urbanus uit Maasniel en ja … St. Antonius uit Nederweert. Ik mijmerde nog hoe machtig het de vorige keer was, toen St. Antonius in 2006 d’n Um ook al wist te winnen. Ik keek trouwens naar dat scherm, aangezien ik de radio niet kon volgen.
En toen stond er: St. Antonius heeft um! En ik schreeuwde het uit, balde mijn vuist. Geheel volgens mijn Nederweerter roots.
En ik appte een paar notabelen: ‘Nederweert heeft het OLS gewonnen’. Had ik trouwens ook gedaan als het St. Odilia in Ospeldijk was geweest of St. Lucie uit Nederweert-Eind, danwel St. Barbara uit Leveroy.
Maar wat had ik het graag, wat had ik het nog graag aan mijn goede, lieve schoonzus willen sturen die twee dagen daarvoor was overleden na een onnodig ziekbed door een medische blunder. Sportief als ze was, had ze het winnen van de Oude Limburger door St. Antonius heel mooi gevonden. Ze zou waarschijnlijk niet gaan schreeuwen van blijdschap, maar goedkeurend op het schermpje van haar telefoon hebben gekeken. En er een grote glimlach bij hebben getoond. Of had ze het toch geweten en zat zij erachter dat de schutters van Maasniel misten? Geen idee, maar er is meer tussen hemel en aarde.
Volgend jaar bij het OLS in Nederweert, zal ik weer luisteren naar mijn Nederweerter roots. Gewoon erop uit, soms is het onbegrijpelijk, vaak niet te temmen, en ik zal er eentje drinken op mijn lieve schoonzus.