Hoewel de dokter laatst nog tegen me zei dat het weinig kwaad kon, is er iets wat ik maar niet van me kan afzetten. Mijn gedrag en eetgewoontes duiden namelijk op een opmerkelijke verandering van lichaam en geest en dat begint ook mijn omgeving op te vallen.
Aan tafel kan ik niet meer rustig op een stoel zitten en bovendien ben ik aan de banaan. Bij de buurtsuper gaat er geen dag voorbij of het meisje aan de kassa plukt een tros chiquita’s van de levensmiddelenband en scant mijn dagelijkse portie gekromde lekkernijen. Daarbij kijkt het meiske me telkens bevreemd aan. ”Daar heb je die rare aap weer” hoor ik haar denken. Vervolgens ren ik kwiek van de supermarkt naar mijn appartement op vier hoog.
In het trapportaal schiet ik vliegensvlug over de traptreden naar de vierde etage, als het ware omhoog slingerend aan denkbeeldige lianen.
Geen lift die me kan bijhouden. Thuis gekomen schil ik aandachtig mijn banaantjes en maak ze smikkelend en smakkend soldaat.
Het begon allemaal een maand of vier geleden toen mijn allerliefste me tijdens het avondeten -een beetje bezorgd, een beetje boos- aankeek. Met enige nadruk attendeerde ze me erop dat mijn tafelmanieren voor verbetering vatbaar waren. Nu erken ik volmondig dat ik soms nogal onbezonnen aan tafel zit.
Zeker wanneer mijn gedachten afdwalen uit zich een bepaald natuurlijk gedrag waarvoor ik in mijn kinderjaren een fikse draai om de oren had gekregen. Maar aan aangeleerde trucjes heb ik altijd een bloedhekel gehad en zodra ik er met mijn hoofd even niet bij ben, komt de primaat in me bovendrijven. Dan moet je mij niet aan tafel hebben, want de ramp is dan niet te overzien. Het zou een vorm van zelfkastijding zijn om hierover in detail te treden, dus ik verklap verder niets. Slechts één waarschuwing: wie mij bij gelegenheid aan tafel krijgt, moet niet zijn kostbare zondagse servies uit de kast halen want dat betekent pure kapitaalvernietiging.
Er zijn boeken vol geschreven hoe je aan tafel zou moeten zitten. We kunnen niet terug in de tijd reizen, anders zou ik voor de grap wel eens een Romeins bacchanaal willen meemaken. Languit op een sofa hangen en de hele dag hapjes eten en bekers wijn achterover gieten. Komt me toch wat relaxter voor dan een ingestudeerde manier van tafelen waarmee je jezelf zogenaamd voor aap kunt zetten.
Maar van de apen stammen we wel af. Dat weet ik zeker nadat we met goede vrienden een weekendje naar Apeldoorn gingen. De lokroep van Apenheul werd op zeker moment onweerstaanbaar. In de Apeldoornse bossen lonkten de verre voorvaderen en de neanderthaler in me ontwaakte. We kochten tickets en begaven ons vrolijk tussen de apen en aapjes. In het gorillahuis voelde het als thuiskomen, als het weer ontmoeten van lieve familie die je een mensenleven lang uit het oog bent verloren. Het fascineerde me zo dat ik mijn reisgezelschap kwijt raakte. Tot overmaat van ramp kon ik door een lege batterij van mijn mobiel niet bellen of gebeld worden.
Als een solitaire aap sjokte ik in mijn eentje door het apenpark, kijkend of ik misschien bij een of andere apengroep aansluiting kon vinden. Maar waarvoor de onlangs overleden Jane Goodall vele maanden nodig had, lukte mij natuurlijk niet op een enkele zaterdagnamiddag. Na bijna twee uur ronddwalen vond ik eindelijk mijn partner en mijn vrienden terug. Blijheid en opluchting alom. Ze wilden me wel weer opnemen in hun groepje, hoewel het nog even spannend werd. Ik suggereerde een foute looproute bij mijn partner maar die beet stevig van zich af: “Wèt-ste wat-ste kins? De kins m’ch de buim in!!”
Kijk, zoiets hoef je tegen een ouwe aap natuurlijk maar één keer te zeggen.
