Wanneer er een groeiend gebrek aan animo bij de schoolgaande jeugd bestaat om te gaan lezen, geeft dat te denken. Mij stemt het droevig dat de taalvaardigheid achteruit holt en het moet afleggen tegen het instant-plezier van vluchtige social media. Een vloedgolf aan vooral afstompende games helpt ook niet bepaald om het tij te keren. Niettemin, het allerlaatste wat we moeten doen is mopperen dat vroeger alles beter was. Dat is een misvatting van de eerste orde. Sommige dingen waren beter, maar lang niet alle.
Vraag het – als dat zou kunnen- de oude Grieken maar. Dat waren slimme, goed ontwikkelde mannen en vrouwen. Zij waren het die de democratie in zijn puurste vorm (het volk, demos, heeft het voor het zeggen) deden ontkiemen. In hun mythen en sagen fileerden zij zowel de kracht als de zwakte van de menselijke geest. Ruim 500 v.Chr. werd de onvervalste Griekse tragedie geboren. Het was de poëtische pen van Thespis die in zijn schrifturen de lijdende mens centraal stelde. Toch hadden de oude Grieken echt niet alleen met kommer en kwel te maken. Van uitbundig feestvieren waren zij op z’n tijd niet vies. Dionysos, het vroege broertje van de Romeinse Bacchus, zorgde als god van de wijnbouw voor overvloedig gevulde kannen en kruiken. Feestvreugde was verzekerd en zelfs waar een Spartaans leven werd gepredikt was de polonaise nooit ver weg. Aan onze drie dagen carnaval heeft de gemiddelde Griek niet genoeg. Liefst twee weken lang wordt op plaatsen uitbundig carnaval (Apokries) gevierd; de oude Dionysus wordt met liefde in ere gehouden.
Griekenland, het land met ontelbare eilanden in een azuurblauwe Middellandse Zee, is de bakermat van onze beschaving. Hoewel tijdens de eurocrisis gevaarlijk werd gebalanceerd op de rand van bankroet, is het financiële schip weer vlot getrokken. De blauwwitte vlag met het witte kruis wappert in volle glorie en de Griekse beentjes dansen weer onbekommerd de sirtaki. Ik heb wat met deze vriendelijke nazaten van Aristoteles en Archimedes die altijd de zon in het water willen laten schijnen. Het land ademt een hartelijkheid waar je onmogelijk omheen kunt. Het maakt dat ik thuis in het Limburgse graag een Grieks restaurant binnenloop. Ik omarm graag ook hier de Griekse gastvrijheid en vrolijkheid.
Op een zondag begin maart hadden we in de Roermondse binnenstad een tafeltje op een rustige plek gereserveerd. Echter, we waren vergeten dat niet elke Griek de stelling van Pythagoras kent en wiskundige precisie beheerst. We kregen een tafel pal bij de voordeur, en het moet gezegd: aan afhaal-klandizie geen gebrek. Rust was heel ver te zoeken. Een bijna ononderbroken rij afhalers schoof een uur lang traag langs ons tafeltje. We hadden nogal wat bekijks, dat wel, maar naar het bestelde eten konden we fluiten. De traditionele ouzo en het kannetje wijn hadden we al lang soldaat gemaakt;
we verdronken als het ware ons verdriet om de on-Griekse bejegening. Hier was geen gastvrijheid, hier triomfeerde ordinaire geldklopperij.
Na ruim een uur wachten vond ik het welletjes en ging de drank afrekenen. Alsof het zo moest zijn, stoof vanuit het niets een vrijetijdsober met het bestelde eten naar ons tafeltje. We zagen inmiddels zó scheel van de honger dat we maar besloten te blijven. Het eten kwam niet warm maar lauw op tafel. Een vechtlustige oude Griek van voor de christelijke jaartelling had ongetwijfeld vanwege zo’n flut hap de Peloponnesische oorlog nieuw leven ingeblazen.
We slikten het spul dapper door, kregen niks aangeboden vanwege de doorstane ellende en gingen elders een dessert eten. Niet toevallig echode op weg naar huis Mireille Mathieu’s ‘Akropolis adieu’ door mijn hoofd. Zo’n culinaire Griekse tragedie is maar niks. De literaire variant moeten we hebben.